VALKENBURG


VALKENBURG

 

De dag begon met een gouden randje. Mijn vrouw de eerste paar uur winkelen en voor mij lag een gloednieuw boek, waarop ik mij zeer verheugde. Om met Thomas a Kempis te spreken: 'Met een boekje in een hoekje'.

Laat ik duidelijk zijn, het gouden randje had uiteraard niets te maken met het gegeven dat mijn echtgenote de eerste uren afwezig zou zijn. Nee, het had te maken met het feit dat ik kon doen en laten wat ik wilde, de tijd aan mezelf had, zoals dat zo mooi heet. Ik had koffie gezet, mij in mijn stoel bij het raam genesteld en mijn boek opengeslagen. Op dat moment ging de deurbel. Alsof de duvel ermee speelde, zou mijn moeder zeggen. Niet opendoen dacht ik, dan gaat de beller vanzelf weer weg. Ik zakte onderuit in mijn stoel, zodat ik van buitenaf niet te zien was. Ik lag min of meer op mijn nek en voelde onmiddellijk ergens in mijn lijf een vervelende kramp opkomen. Dit moest niet al te lang duren, anders zou ik in een soort spasme schieten en er was niemand in de buurt die me daaruit zou kunnen bevrijden. De beller zou wel weggaan als de deur niet werd geopend. Nou, mooi niet dus, want er werd weer gebeld. Een volhoudertje. Gelukkig ben ik behept met een afschuwelijk nieuwsgierig karakter, dus besloot ik toch maar even te gaan kijken. Ietwat gekreukeld kwam ik overeind, streek links en rechts wat glad en begaf mij naar de voordeur. Op de stoep stond Bob, die ik kende uit het kleine kroegje bij mij om de hoek.

'Bob,' zei ik verrast.

'Ja,' antwoordde hij geïrriteerd, 'ja, ik ben het.'

Kennelijk met het verkeerde been uit bed gestapt.

'Wat kan ik voor je doen?' vroeg ik.

'Mag ik even binnenkomen?'

'Eh … ja, ik eh …' Daar gaat m'n vrije ochtend, dacht ik.

'Ja of nee?' vroeg hij op nog altijd geïrriteerde toon.

'Kom binnen,' zei ik en ging hem voor naar de woonkamer. 'Ga zitten.'

Dat deed hij, op de stoel die ik deze ochtend had uitgezocht, om de eerste paar uren ontspannen door te brengen. Geen probleem, we hadden nog meer stoelen.

'Vertel.'

'Waar ben jij eigenlijk mee bezig?' vroeg hij, terwijl zijn irritatie toenam.

'Mee bezig? Hoe bedoel je?'

'Je schrijft verhalen over allerlei vreemde figuren. Figuren die in een hunebed liggen, figuren die met hun zuster in één bedstee slapen en weet ik wat niet allemaal.'

'Ja,' vroeg ik, 'wat is het probleem?'

'Wat het probleem is?' vroeg hij korzelig. 'Wat het probleem is?' Het laatste met meer nadruk dan het eerste en met toenemende irritatie. 'Dat vráág je nog?'

'Ja,' antwoordde ik, 'want ik begrijp nog steeds niet waar je naartoe wilt.'

'Nou, dat zal ik je dan eens haarfijn uit de doeken doen. Je schrijft maar en je schrijft maar, over Jan en alleman, allemaal totaal onbelangrijke figuren. Verhalen van drie keer niks. Totaal oninteressant voor je lezers.'  

'Nou …' begon ik, maar hij liet me niet aan het woord.

'Wat beleven die mensen nou helemaal?'

'Genoeg dacht ik zo. De lezers vinden het leuk.'

'Ach, dat zeggen ze maar om jou een plezier te doen.'

'Zou je denken?' vroeg ik.

'Ik weet het wel zeker.'

'En wat nu?' wilde ik weten.

'Het wordt tijd dat je weer eens een fatsoenlijk verhaal schrijft, een verhaal met inhoud, een verhaal waar de lezers plezier aan beleven.'

'Zoals?' wilde ik weten.

'Een verhaal over mij.'

Ach, daar wrong de schoen.

'Als ik mij niet vergis,' antwoordde ik, 'heb ik in het verleden behoorlijk veel aandacht aan je besteed. Ik noem de fietsj, jouw optreden als Sinterklaas, jullie weekend in de Ardennen toen de tent in de fik vloog. Om maar een paar verhalen te noemen. Je hebt niets te klagen dus.'

'Ik word in de kroeg aangesproken en ze vragen mij wanneer ben jij nou weer eens aan de beurt? Vandaar dat ik maar eens even kom informeren.'

'Heb je wat beleefd dat de moeite waard zou zijn voor een verhaal?' vroeg ik.

'Ik beleef de hele dag van alles wat de moeite waard is om te vertellen.'

'Steek van wal,' moedigde ik hem aan.

'We zijn naar Valkenburg geweest.'

'Wie zijn we?'

'Nou, mijn man ik en natuurlijk.'

'Erik,' zei ik.

'Ja, dat 'ie Erik heet weet ik ook wel.'

'Nee me niet kwalijk,' zei ik. 'Ga verder.'

'Met de bus, drie dagen Valkenburg met twee overnachtingen.'

'Leuk,' zei ik.

'Wat je maar leuk noemt.'

Het klonk allemaal niet echt vrolijk.

'Het begon al in de bus. Naast ons, dat wil zeggen aan de andere kant van het gangpad, zaten twee overjarige maagden. Ze hadden ons al een aantal keren met afkeurende blikken aangekeken, dus op een gegeven moment zeg ik: "Heb ik iets van je aan?"

"Wat zegt u?" zegt degene die het dichtst bij het gangpad zat.

"Of ik iets van je aanheb," zeg ik dus nog een keer.

"Wij vroegen ons af," zegt die muts, "in welke verhouding jullie tot elkander staan."

Ik dacht: mens, hoe krijg je het je strot uit. Maar goed, ik wilde niet lullig doen, dus ik zeg: "Wij zijn man en man. Getrouwd dus." Je had ze moeten zien kijken, alsof ze snot zagen branden. Ze hapten naar adem. "U bent met elkaar getrouwd?"

"Ja," zeg ik, "heeft u daar iets op tegen?"

Wat denk je wat die doos zei?'

'Geen idee,' antwoordde ik.

'Ze zegt: "Nou, dat vinden wij heel erg vies."

Ik wist niet wat ik hoorde. Erik wilde meteen opstaan en dat mens te lijf gaan. Ja, hij kan heel erg agressief zijn hoor, dan is het net een kerel. Ik zeg: "Bemoei je er maar even niet mee, dit regel ik wel. Ik ga een beetje over dwars zitten, lekker intimiderend dus en ik zeg: "Weet jij wat ik vies vind?"

"Ik heb geen belangstelling," zegt die troel.

Ik denk: belangstelling of niet, ik vertel het je toch. Ik zeg: "Twee ouwe incontinente wijven, dat is pas vies."

"Pardon?!" zegt die muts, terwijl ze wit wegtrok.

"Ja," zei ik, "je hebt het goed gehoord. En ze hebben de deuren in dat bejaardeninstituut waar je uit ontsnapt bent op het nachtslot gegooid, ze zijn veel te bang dat jullie terugkomen. Het begint, nu jullie een dagje weg zijn, eindelijk een beetje fris te ruiken in dat gebouw."

Ik heb d'r niet meer gehoord.'

'Wil je wat drinken?' vroeg ik. Voor wat hoort wat, dacht ik. Ik een verhaal, jij een drankje.

Tien minuten later zaten we beiden aan de koffie.

'Nou, wij Valkenburg in. Hartstikke gezellig. Het stikte van de toeristen, je kon over de hoofden lopen. En een Duitsers zal ik je vertellen, een Duitsers. Half Moffrika was vertegenwoordigd.'

'Dat is bekend van Valkenburg,' zei ik. Volslagen uit de lucht gegrepen, want ik ben er nog nooit geweest.

'Voor de volgende dag stond een bezoek aan de mergelgrot op het programma. Ken je dat? De mergelgrot?'

'Ik weet dat in die grot mergel gewonnen werd.'

'Bij de ingang moesten we ons verzamelen en moesten we wachten op de gids. Nou, wij wachten dus en na een paar minuten komt me er toch een spetter van een knul aan. Oogverblindend zal ik je vertellen. Ik was meteen helemaal van de leg. Ik dacht: met jou wil ik wel een paar donkere grotjes bezoeken en heerlijk verdwalen.

"Leuke jongen," zegt Erik.

"Och …" zeg ik. Ik denk ik hou me mooi op de vlakte, anders heb ik vanavond herrie in de tent. Afijn, wij achter die lekkere bink aan. Hij vertellen over die grot en de mensen die daar gewerkt hebben, maar het interesseerde me eigenlijk geen hol. Ik was helemaal de kluts kwijtgeraakt. En hij had ook hele mooie ogen … diepblauwe. Ik liep als in een soort roes met de meute mee en ik knal opeens met m'n kop tegen een mergelpunt die ze vergeten waren weg te hakken. Ik zag sterretjes en ik krijg me toch een bult voor m'n kop. Onmiddellijk alle kleuren van de regenboog. Ik dacht nog: nou, die vlag hoeven we niet uit te hangen, ze kunnen aan de kleuren van m'n bult m'n geaardheid wel aflezen. Ik stond te suizebollen. Ik kijk om me heen, is Erik weg. In geen velden of wegen te zien. Ik denk: wat krijgen we nou?

"Is er iets?" vraagt die spetter.

Ik zeg: "Ja, m'n man is verdwenen."

"Verdwenen?" vraagt een klein dik wijfje. "Hoe kan dat nou?"

De vráág alleen al. Weet ik veel.

"Hij is vroeger goochelaar geweest," zei ik, "en kon zich zomaar laten verdwijnen. Nou goed?"

"De gangen hier zijn kilometers lang en als je eenmaal gaat dwalen kun je de weg nooit meer terugvinden," zei de gids.

"Nou, lekker dan," zeg ik, "daar zijn we mooi klaar mee."

"Ik bel een reddingsteam," zegt die spetter en begint meteen te telefoneren. "Hoe ziet hij eruit?" vraagt 'ie aan mij.

Ik zeg: "Bedoel je 's ochtends of op de dag?"

Dat begreep hij niet.

Ik zeg dus: "In de ochtend is hij niet om aan te zien en op de dag gaat het enigszins."

"Heeft u een foto van hem?"

Ja, die had ik wel, in m'n portemonnee. Afijn ik geef 'm die foto en inmiddels waren er vier reddingsmensen verschenen die de foto bekeken en onmiddellijk alle kanten op vlogen.'

'Bah, wat vervelend,' zei ik.

'Ja, heel erg. Er schijnen daar in die grotten ook allerlei wilde dieren te leven. Net als in Schotland, weet je wel? Daar heb je het monster van Loch Ness. In die grotten schijnt een soort monster van Grot Ness te huizen. Heel eng allemaal.

"Wij gaan gewoon door met de rondleiding," zegt die gids. "Het reddingsteam vindt hem wel."

"Ja," zeg ik, "over tien jaar, helemaal gemummificeerd. Gatverdamme!"

Nou ja, wij dus weer verder. Ik heb nog een beetje lopen flirten met die gids, Erik was er toch even niet, maar daar ging hij allemaal niet op in. Volgens mij was hij van de verkeerde kant. Maar eigenlijk was de lol er wel af.

Na een uur staan we buiten en wie zit daar op een terrasje achter een glas bier?'

'Erik?' zeg ik.

'Ik zeg: "Waar kom jij nou vandaan?"

"Ik had het na een paar minuten wel gezien in die grot en ben naar de uitgang gewandeld."

"Had je me dat niet even kunnen vertellen?" zeg ik.

"Heb ik, maar je was zo druk met die gids, dat je dat helemaal niet hebt gehoord."

"Het Rode Kruis is met speurhonden en helikopters naar je op zoek," zeg ik. Ik denk, ik maak het maar een beetje erger dan het is.

"Zoekt en gij zult vinden," zegt die druiloor.

Nou en toen werd ik me toch een potje giftig. Alle paniek en zorgen kwamen eruit hè? Ik haal uit en geef 'm zo'n kledder voor z'n harses dat hij met glas bier en al omver kukelt. Ik heb me omgedraaid en ben naar het hotel gegaan.'

'En toen?' wilde ik weten.

'We hebben het 's avonds weer goed gemaakt en het werd toch nog gezellig in Valkenburg.'

'Kijk aan,' zei ik, 'eind goed, al goed.'

'Nou en als je dit verhaal op Facebook zet,' besloot hij, 'zul je versteld staan van alle reacties. Tot ziens.'

Mijn vrouw belde dat ze naar huis kwam, haar vriendin had hoofdpijn gekregen. Ik heb het boek dat ik van plan was te gaan lezen, maar weer dichtgeslagen. Ach, er komen nog meer dagen.

 

© Carl Slotboom / juli 2021

www.carlslotboom.nl

www.tekstbureau-slotboom.nl