TONNIE DINKELMAN
TONNIE DINKELMAN
Het leken typetjes uit een komisch toneelstuk: mama Dinkelman, haar echtgenoot en hun zoon Anton, door zijn moeder liefdevol Tonnie genoemd.
Mama Dinkelman had iets weg van een natte krant en zag eruit alsof ze voortdurend onderweg was te genezen van een ernstige ziekte. Graatmager, met de kleur van een hakmes. Ze droeg vormloze jurken, die bij de kringloop in de container zouden worden geworpen.
Tonnie was juist het tegendeel. Hij was gezet, had een buikje en een eivormig hoofd met een sluik, naar voren gekamd kapsel. Hij sprak uiterst langzaam en bewoog zich bijna als in slowmotion. Tonnie naderde de vijftig met rasse schreden en woonde nog in het ouderlijk huis. Hij hing de hele dag op zijn kamer op de bank, speelde met zijn telefoontje, keek naar de televisie, ook als die niet aanstond, en liet zich door zijn moeder in de watten leggen. Veel omhanden had hij niet, maar had daar kennelijk ook geen behoefte aan. Hij had ooit iets met cijfertjes gedaan op een somber kantoor in een sombere straat. Na een zeer korte periode daar gewerkt te hebben, had Tonnie zichzelf weggecijferd, was gewoon niet meer gegaan en zat vanaf dat moment thuis. Hij had een eigen administratiekantoor in het leven geroepen, maar hoe minder hij te administreren had, hoe liever het hem was. Af en toe had hij hier en daar eens een klusje, zoals het invullen van belastingformulieren bij mensen die daar niet bedreven in waren. Nee, Tonnie, was eigenlijk liever lui dan moe.
Terwijl hij boven op zijn kamer de tijd om de oren sloeg met nietsdoen, zat mama Dinkelman beneden met een breiwerkje. Ze breide zich een slag in de rondte; truien, sokken, sjaals en alles wat er maar met twee pennen kon worden geproduceerd. Als het klaar was, haalde ze haar creaties met evenveel enthousiasme weer uit als waarmee ze was begonnen. In het begin had ze van alles weggegeven, maar op een gegeven moment was iedereen voorzien en had men haar vriendelijk verzocht geen breisels meer door de brievenbus te stoppen. De lust aan het breien leed er niet onder.
Papa Dinkelman, een warrige, in zichzelf gekeerde boekenwurm, bemoeide zich niet of nauwelijks met het gebeuren om hem heen. Hij leefde op zijn zolderkamer tussen zijn boeken, mappen en paperassen, die in hoge stapels op de vloer en zijn bureau torenden. Toen hij op een dag een bepaald boek zocht en daarvoor de stapels die op zijn bureau lagen op de grond deponeerde, kwam hij tot de ontdekking dat zich onder al die stapels helemaal geen bureau bevond. Soms kwam hij tegen zes uur naar beneden, at mee en verdween daarna weer naar zijn spelonk. Op een regenachtige vrijdagmiddag kwam mama Dinkelman tot de ontdekking dat ze haar echtgenoot al een paar dagen niet had gezien. Toen navraag bij Tonnie haar ook niet wijzer maakte, werd een zoekactie op touw gezet, die zich beperkte tot de drie verdiepingen in huize Dinkelman. Binnen een kwartier kwamen moeder en zoon tot de conclusie dat papa Dinkelman van de aardbodem verdwenen leek te zijn.
'Het zij zo,' zei mama Dinkelman en nam vervolgens haar breipennen weer ter hand. Tonnie hing weer als vanouds in zijn kamer op de bank. Telefoon in de ene hand, afstandsbediener in de andere. Van papa Dinkelman werd nooit meer iets vernomen.
'Je zou,' sprak mama Dinkelman op een saaie zondagmiddag, terwijl ze naast haar zoon op zijn bank zat met een zojuist opgezet breiwerkje, 'je eens wat meer onder de mensen moeten begeven.'
'Waarom?' vroeg zoonlief zonder al teveel enthousiasme.
'Je zit maar op je kamer, jongen, dat is niet goed. Je moet eruit.'
'Waarheen dan?'
'Ga bij een club of een vereniging,' ging zijn moeder verder in haar poging om haar zoon tot actie te bewegen.
'Ik ben in het verleden lid geweest van de majongvereniging, van de vereniging tot behoud van de waterjuffer en de vereniging het vrolijke suikerzakje,' was het antwoord van haar zoon.
'Dat heb je dan ook niet lang volgehouden,' zei mama Dinkelman. 'Je was overal heel snel mee klaar.'
'Nee,' zei Tonnie lijzig, 'eigenlijk waren de overige leden heel snel klaar met mij.' De uitspraak getuigde van een diepere zelfkennis.
'Eigenlijk zou je een vrouw moeten hebben, jongen.'
Die kwam binnen, hier legde Tonnie zelfs even de telefoon en afstandsbediener voor terzijde.
'Een vrouw?' vroeg hij, alsof mama Dinkelman zojuist had verklaard dat ze het leuk zou vinden om samen de Noordelijke IJszee over te zwemmen.
'Wat moet ik met een vrouw?'
'Denk eens goed na, jongen. Wat moet een man nu met een vrouw?'
'Ik zou het eerlijk gezegd niet weten. Werkelijk niet.'
Mama Dinkelman liet haar breiwerkje een moment in haar schoot rusten en keek haar zoon indringend aan.
'Ik hoef jou op jouw leeftijd toch niet meer voor te lichten, hoop ik?'
'Nee, natuurlijk niet.'
'Een man heeft een vrouw nodig om te wassen, te strijken, te koken, het huishouden te doen en tal van andere zaken.'
Het had er alle schijn van dat mama Dinkelman kennelijk ergens de boot had gemist.
'Misschien ook moet je maar eens een vaste baan zoeken.
'Grutjes nee,' antwoordde Tonnie, 'je weet dat ik van een vaste baan altijd heel erg ga zweten.'
'Dan beginnen we bij een vrouw,' sloot mama de discussie.
Op een woensdagmiddag zaten moeder en zoon achter de computer en werd er ingeschreven bij een datingbureau. Er verschenen tal van dames op het beeldscherm; mooi, lelijk, dik, dun. Kortom: in alle soorten en maten.
'Deze lijkt me wel,' zei Tonnie, terwijl hij staarde naar een zwartharige dame die luisterde naar de naam Maria.
'Ze heeft mooie ogen,' vond mama Dinkelman.
'Dan nemen we die,' zei Tonnie, alsof het de aankoop van een frituurpan betrof.
Het datingbureau organiseerde, uiteraard tegen betaling, een afspraak in een restaurant, waar de twee daters zich op eigen kosten tegoed konden doen aan een etentje.
Op een druilerige zaterdagavond wandelde Tonnie naar de eetgelegenheid waar hij Maria zou ontmoeten. Mama Dinkelman had Tonnie's beste klofje uit de kast getrokken en hem daarin gehesen. Hij zag eruit als een door weer en wind geteisterde vogelverschrikker.
Het was vrij rustig in het restaurant en een overijverige ober met een beroepsmatige glimlach leidde hem naar een tafeltje waaraan twee dames zaten; een jongere en een oudere. De jongere herkende hij van de foto, dat moest Maria zijn, maar wie de oudere dame was bleef vooralsnog een raadsel. Tonnie maakte een lichte buiging.
'Anton Dinkelman,' zei hij op plechtige toon, 'maar mama noemt me Tonnie.'
De jongere dame stelde zich eveneens voor.
'Maria en diediezemaaama,' zei ze, terwijl ze naar de oudere dame wees.
Dat had Tonnie even niet begrepen.
'Pardon?' vroeg hij.
'Iek bien Maria en diet ieze maaama,' vertaalde Maria.
Ach, zo zat de vork aan de steel. Maria was in gezelschap van haar moeder, die kaarsrecht zat, stuurs voor zich uitkeek en een gezicht trok alsof ze nu al een pesthekel had aan de man die haar dochter tot een afspraak had verleid.
Tonnie strekte zijn hand uit, teneinde zich aan maaama voor te stellen. Deze echter bleef strak voor zich uitkijken en reageerde niet op de uitgestoken hand. Lullig liet Tonnie zijn arm weer zakken.
'Wij van Italia,' zei Maria, terwijl Tonnie plaatsnam. 'Van Palermo.'
'Palermo, Sicilië' zei Tonnie. Waarna hij er aan toevoegde: 'De maffia.'
Dit viel verkeerd bij maaama. Ze rechtte haar rug nog meer en sloeg met de vlakke hand loeihard op tafel. Het dreunde door het de eetzaal en overal rinkelde glaswerk.
'Nieks maffia,' zei Maria, 'wij kuurig nette mens.'
Tonnie lachte schaapachtig en keek maaama min of meer verontschuldigend aan. Zag hij het nu goed? Had maaama een snor? Hij moest het zich verbeelden, ongetwijfeld viel een schaduw op haar bovenlip. De ober kwam bij hun tafeltje en deelde de menukaarten uit. La mama verroerde geen vinger, bleef kaarsrecht, stoïcijns voor zich uitstaren. Op internet had Tonnie de menukaart van het restaurant al bestudeerd en wist precies wat hij zou bestellen: het goedkoopste van het goedkoopste, het stond linksboven. Voor de vorm bekeek hij de kaart en wachtte tot de ober terugkwam.
'Heeft u een keuze kunnen maken?' vroeg deze.
Tonnie deed de kaart dicht en op het moment dat hij zijn mond opendeed om de bestelling door te geven, zei maaama, zonder iets aan haar houding te veranderen: 'Vier gang eten for drie person en uno flesse chianti.'
Tonnie schrok zich kapot, klapte zijn kaken met zo'n kracht op elkaar dat het van alle kanten begon te suizen in zijn hoofd.
'Een viergangen menu voor drie personen en een fles chianti,' herhaalde de ober de bestelling die maaama zojuist had geplaatst. Daarop verwijderde hij zich om het grote nieuws in de keuken door te geven.
'Maaama spreke niet vele Nederlands,' zei Maria.
Nee, dacht Tonnie en hetgeen ze spreekt gaat me vanavond flink in de papieren lopen. Waarom zit die snor überhaupt aan tafel, wat moet ik met dat mens?
'Ik neem aan dat je moeder zo direct naar huis gaat?' vroeg Tonnie tegen beter weten in, ze had tenslotte het viergangen menu besteld.
'Nee, maaama blijve hier en ete lekker mee,' antwoordde Maria.
Ik was er al bang voor, dacht Tonnie, die inmiddels toch wel gecharmeerd was geraakt van de Italiaanse schone.
Dat maaama lekker mee at, kon niet worden ontkend. Meteen na het opdienen begon ze te bunkeren als een dokwerker.
'Ieze lekker ete, Hollandse ete,' zei Maria. 'Maaama viene ook lekker. Si maaama?'
Maaama zweeg in alle talen en schoof de ene volle vork na de andere naar binnen en spoelde alles weg met grote slokken chianti. Toen Tonnie haar aankeek wist hij het zeker: niks geen schaduw, gewoon een snor. Hij stond stijf van de olijfolie.
Maria en Tonnie babbelden over van alles, maar vooral over niets. Toen de laatste hap naar binnen was gewerkt en de fles chianti tot op de bodem leeg was, liet maaama een knallende boer om het feestmaal luidruchtig af te sluiten. Daarna gaf ze te kennen naar het toilet te moeten. Ook Maria scheen hoge nood te hebben.
Tonnie, die wel weg wist met cijfertjes, keek op de kaart, rekende heel snel uit wat hij die avond kwijt zou zijn en deelde het hele bedrag door drie. De uitkomst van zijn rekensom legde hij op tafel en maakte daarna dat hij weg kwam.
Over Maria werd nooit meer een woord gerept in huize Dinkelman. Tonnie zat als vanouds in zijn kamer op zijn bank, met telefoon en afstandsbediener, terwijl mama Dinkelman er weer knotten wol doorheen joeg.
En zo was alles weer bij het oude.
© Carl Slotboom / augustus 2021