ORANJE BOVEN
ORANJE BOVEN
'Nou, ik ben blij dat ik weer terug ben,' zegt Bob, terwijl hij zich op de barkruk laat zakken.
'Waar was je dan?' vraagt de kastelein.
'In Den Haag.'
'Wat moet je daar nou?' vraagt de man achter de toog, alsof Den Haag wel de laatste stad in Nederland is, waar normale mensen naartoe gaan.
'Nou, dat was dus ook eens, maar nooit weer,' antwoordt Bob.
'Blijf dan ook daar waar je hoort,' zegt de kastelein. Hij tapt een biertje en zet dit voor Bob op de toog.
'Dat zal ik in het vervolg zeker doen,' antwoordt Bob. Hij neemt een slok van zijn bier en slaakt een diepe zucht.
'Wat moest je dan in Den Haag,' vraagt de kastelein die het vervolg van het verhaal wel wil horen.
'De Raad van State,' zegt Bob.
'De Raad van State,' vraagt de kastelein. 'Wat is daarmee dan?'
'Je weet toch wel wat de Raad van State is?'
'Natuurlijk weet ik wat de Raad van State is. Maar wat heb jij daarmee dan?'
'Je weet toch dat prinses Amalia achttien jaar is geworden?'
'Ja, dat is me niet ontgaan,' zegt de kastelein. 'Niemand in Nederland is dat trouwens ontgaan.'
'Het is goed dat ze daar aandacht aan hebben besteed.'
'Had wat minder gemogen, wat mij betreft, maar ga verder.'
'Ik ben toevallig heel erg oranje boven. Het zijn énige mensen.'
'Wie?' vraagt de kastelein.
'Ja hoor, waar hebben we het nu over? De Oranjes natuurlijk.'
'O … die.'
'Ja, die,' antwoordt Bob licht geïrriteerd.
'Maar ga verder, want ik begrijp er nog niet veel van.'
'Nee, dat komt omdat je er steeds tussendoor lult.'
'Ik zeg al niks meer.'
'Nou, Amalia was dus achttien geworden en zou de volgende dag door haar vader, de koning dus, bij de Raad van State naar binnen worden gedragen.'
'Naar binnen gedragen?' wil de kastelein weten.
'Ja, dat heet zo. Je moet eerst naar binnen worden gedragen, anders mag je niet meedoen met die club. Dat is heel erg streng allemaal. Het is geen ordinaire kroeg zoals hier.'
'Dank je vriendelijk,' zegt de kastelein. 'Drink wat van het huis.'
'Gut, wat zijn we gul opeens. Doe nog maar een biertje.'
'Dat heet trouwens niet naar binnen gedragen,' zegt de kastelein, 'maar naar binnen geleid.'
'O, weet je het weer beter, wijsneus?'
'Als jij goed had opgelet, had je het ook geweten.'
'Ik zei tegen Erik: "Daar gaan wij naartoe."'
'Naar de Raad van State?' vraagt de kastelein.
'Nee, naar Den Haag. Ik wilde Amalia weleens in het echt zien.'
'Dat zijn maar gewone mensen, hoor.'
'Nee, dat zijn geen gewone mensen, dat is blauw bloed en dat is heel wat anders. Maar dat begrijp jij niet omdat jij niet van oranje boven bent.'
'Misschien word ik het na jouw verhaal wel, dus ga verder.'
'Ik zei dus tegen Erik: "Wij gaan naar de Kneuterdijk en gaan daar staan zwaaien als het blauwe bloed komt."
Daar begreep hij natuurlijk weer helemaal niets van. Kijk, Erik heeft dat niet, hè, dat oranjegevoel. Dat is een koele kikker en heeft niets met het koningshuis. Ik begrijp nog steeds niet waarom ik met die man getrouwd ben. Maar goed, ik zei: "Je gaat mee, anders laat ik me van je scheiden."
Hij weet wel dat ik dat niet doe, maar hij beloofde toch mee te gaan.
"Maar ik zwaai niet," zei die druiloor.
Ik zei: "Dan zwaai je toch niet, konijnenkop, dan hou je je handen maar lekker in je zak. En ik wil de fiets ook meenemen."
"De fiets?" vroeg 'ie. "Waarom?"
"Omdat ik de auto wil volgen als ze een rijtoer door de stad gaan maken."
Ik dacht dat 'ie een appelflauwte kreeg. Hij trok helemaal wit weg. Ik dacht: zo direct kotst 'ie nog op de vloerbedekking.
"Ik neem mijn fiets niet mee," zei die.
"Nee," zei ik, "ik moet je ook echt niet achter me aan hebben in Den Haag."
Afijn, mijn fiets achterop de auto, ik mijn oranje sjerp om en wij naar Den Haag. Ik had ook nog een oranje pruik meegenomen, maar ik dacht: die zet ik onderweg wel op, anders wil 'ie niet met me mee.'
'Kan me wel iets bij voorstellen,' zegt de kastelein.
'Het is een hele leuke pruik, hoor, heel knal.'
'Enig,' zegt de kastelein.
'Afijn, ik doe dus op de snelweg die pruik op. Erik kijkt opzij, schrikt zich het lazarus en zit zowat tegen de vangrail. Ik geef een ruk aan het stuur, knallen we zowat tegen een andere auto aan. De rest van de rit hebben we maar even niets meer tegen elkaar gezegd.
Afijn, in Den Haag hebben we de auto in de buurt van de Kneuterdijk geparkeerd. Wil die opeens niet meer met me mee.
Ik zei: "Wat nou weer?"
Weet je wat 'ie zei? Hij zei: "Je denkt toch zeker niet dat ik mij met een idioot met een oranje sjerp en een oranje pruik door Den Haag beweeg."
"Nou," zei ik, "dan blijf je toch lekker in de auto. Ik bel je wel als ik klaar ben. Toedeloe."
Ik ben op de fiets gesprongen en naar het paleis gereden. Daar stonden al best wel veel mensen, maar het was goed te doen. Ik heb gewoon iedereen met het voorwiel van m'n fiets aan de kant geduwd en ben vooraan gaan staan. Ja, je bent oranjefan of je bent het niet. Ja, toch? Wil je wel geloven dat ik bloedje nerveus was? Ik had het blauwe bloed nog nooit in het echt gezien, dus ik stond helemaal te shaken. Ik dacht nog: ik moet d'r wel effe bijblijven, anders lig ik zo gestrekt aan de voeten van Maxima. Zie je het voor je?'
'Ja,' zegt de kastelein, 'ik zie het voor me.'
'Na een paar minuten komt me er toch een limousine aanrijden. Niet te filmen. Heel wat anders als dat armzalige barrel van Erik. M'n zenuwen stonden op springen. Het leek wel of ik onder stroom stond. De portieren gingen open en wie stappen eruit?'
'Geen idee,' zegt de kastelein.
'Let jij eigenlijk wel op?' zegt Bob geïrriteerd.
'Geintje,' zegt de man achter de bar.
'Eerst de koning en toen Amalia. Ze geeft hem een arm en ik dacht: die mag bij mij ook wel even aan m'n arm komen hangen. Tjongejonge wat een mooie meid, wat een bloem. Ik zal je vertellen dat als ik van prinselijke bloede was geweest, ik met haar verkering had willen hebben.'
'Van wat voor bloede,' vraagt de kastelein, die dergelijke adel niet zo snel weet te plaatsen.
'Van prinselijke bloede, van adel dus.'
'En dan had jij verkering met haar willen hebben?'
'Ikke wel.'
'Ik dacht dat jij niet op vrouwen viel.'
'Nee, dat was dan wel een dingetje geweest. Hoe had ik haar dat duidelijk moeten maken?'
'Maak je maar niet druk,' zegt de kastelein, 'je bent niet van adel en Amalia zit al helemaal niet op jou te wachten.'
'Die was als een blok voor mij gevallen, dat geef ik je op een briefje.'
'Met die sjerp en die pruik?'
'Nee, dat had ik natuurlijk allemaal even afgedaan.'
'Gelukkig maar,' zegt de kastelein. 'Het arme kind was zich kapot geschrokken.'
'Maar goed, het mag niet zo zijn. Het zal niets worden tussen ons.'
'Nou, dan is dat ook opgelost,' zegt de kastelein met een zucht. 'Weer een zorg minder voor de Koninklijke familie.'
'Maar goed, ze zag er bééldig uit, heel koninginneachtig.'
'Ze is toch helemaal geen koningin?'
'Nee, maar daarom kun je er toch wel zo uitzien?'
'Maxima is de koningin,' zegt de kastelein.
'Ja, dat weet ik ook wel, zeurpiet. Afijn, ik stond te zwaaien als een bezetene. Maar wie er keek, geen Amalia. Dus ik denk: ik roep d'r effe. Ik achter uit m'n strot: AMALIA!!! Maar ze keek niet om, hè? Jammer, hoor.'
'Hoe zag Maxima eruit?'
'Gut, wat een belangstelling voor iemand die niet van oranje boven is. Maar goed, ze had iets roods aan en had een hoed op, die leek op een vliegdekschip.'
'Nou en toen gingen ze dus naar binnen,' zegt de kastelein.
'Ja en toen kwamen ze weer naar buiten,' zegt Bob. 'Tap nog eens even bij.'
De kastelein komt van zijn kruk, spoelt het glas van Bob om en tapt een nieuw biertje.
'Toen ze naar buiten kwamen zat ik al half op m'n fiets. Het hele spul zwaaide nog een keer naar de toeschouwers, stapte in die limousine en reed weg. Ik er achteraan. Ze reden heel langzaam, dus ik kon het mooi behappen. Ik rij naast die auto en kon lekker naar binnen kijken. Amalia, die naast de chauffeur zat, lachte heel lief tegen me en ik heb haar toen maar een paar kushandjes gegeven. Ik dacht, ik ben er nou toch. Zo dichtbij kom ik nooit meer. Maar goed, die auto gaat op een gegeven moment een stukje sneller rijden en ik moest behoorlijk in de pedalen. Ik heb me toen vastgehouden aan een strip die over de hele lengte van het dak liep en heb me lekker mee laten trekken. Draait Willem Alexander opeens het raampje open en zegt: "Zou u zo vriendelijk willen zijn die auto los te laten?"
Ik zei: "Nee, zo vriendelijk ben ik niet. Ik betaal hartstikke veel belasting zodat u in de zo'n mooie auto kunt rijden. Ik mag die auto dus best even vasthouden. Je bekijkt het maar."
Ook Maxima maakte allerlei vreemde bewegingen en gebaren en opeens glijdt dat vliegdekschip van d'r hoofd en zeilt zo het raam uit. Een vertóning zal ik je vertellen en ik maar loeren naar Amalia. "I love you!" riep ik, "I love you!"
"Laat onmiddellijk die auto los," riep Alex nog maar eens een keer.
Ik dacht: je kunt de pot op.
Opeens doet Alex dat raam dicht en wat denk je?'
'Geen idee,' zegt de kastelein.
'Zit m'n sjerp tussen dat raam. Nou, toen hoefde ik dat dak ook niet meer vast te houden. Die sjerp knelde opeens om m'n strot, zeg, het leek wel wurgseks.
Die vent achter het stuur geeft er een poep gas bij en we vlogen door de binnenstad. Ik scheet zowat in m'n broek. Ik gil: "Alex, doe dat raam open!"
Hoor ik opeens overal sirenes. Ik kijk om en ja hoor, overal blauwe zwaailichten. Foute boel, dacht ik. Opeens doet Zijne Majesteit het raam open, m'n sjerp komt weer terug en ik maak me toch een zwieper. Ik lag helemaal in de kreukels. M'n linkerbeen lag onder m'n rechterschouder. Toen ik weer enigszins bij m'n positieven was, zag ik overal uniformen. Voordat ik het goed en wel besefte lag ik in de boeien. Ik zeg: "Mag ik m'n man even bellen? Ik moet even zeggen dat het wat later wordt."
Nee, dat mocht niet. Ik werd achterin een politiebusje geduwd en naar een politiebureau gereden. Ik had m'n sjerp nog om. Nou ja, dat wat er nog van over was dan en die pruik had ik ook nog op m'n hoofd. Ik word naar een kamertje gebracht en er staan meteen tien, zwaar bewapende kerels om me heen.
"Heeft u iets op uw lichaam waar wij rekening mee moeten houden?" zegt zo'n bullebak tegen me.
Ik zeg: "Iets op m'n lichaam?"
"Ja," zegt 'ie, "een bomgordel of ander soort explosieven?"
"Er hangt een lontje aan m'n lichaam," zei ik, "maar daar is de explosiviteit wel uit."
Dit werd niet gewaardeerd.'
'Geen humor, die Hagenezen,' zegt de kastelein.
'Opeens komt er een héérlijke knul op me af.
"Ik ga u even fouilleren," zegt 'ie.
"Lijkt me heerlijk," zei ik. "Neem vooral de tijd."
Die bink zat meteen overal aan, heel erg lekker allemaal. Politiehonden erbij, foto's, vingerafdrukken en hup de cel in. Na een half uurtje werd ik eruit gehaald en werd ik ondervraagd. Wat mijn motieven waren.
"Mijn motieven?" zei ik. "Ik heb helemaal geen motieven. Ik wilde gewoon Amalia eens van dichtbij zien. Mag toch wel?"
Nee, dat mocht niet, althans niet op de manier waarop ik het had gedaan.
Uiteindelijk mocht ik Erik bellen. Hij was woest. Typisch Erik, meteen de pest in. Kan nou nooit eens ergens de humor van inzien.
"U blijft vannacht nog hier," zei die politieman. "Hij kan u morgen komen halen."
"Je bekijkt het maar met je idiote kuren," zei Erik. "Ik ga naar huis. Zie morgen maar dat je thuis komt."
Afijn, ik de volgende dag met de trein naar huis. M'n sjerp en pruik moest ik op het politiebureau achterlaten. Ze dachten zeker dat ik daarmee nog schade aan wilde richten.
Dus, daarom zeg ik je: dit was Den Haag, eens maar nooit weer. Maar ik wilde ernaartoe om Amalia te zien. Nou, die heb ik dus gezien en ik moet je zeggen: in het echt is ze nog veel mooier dan op de foto's. Wat een bloem van een meid, wat een plaatje.'
© Carl Slotboom / december 2021