OME KO


OME KO

 

'Ik heb ome Ko al een paar dagen niet gezien,' zei de kastelein, 'weet jij hoe het met 'm gaat?'

'Ander onderwerp,' zei de vrouw aan de andere kant van de toog.

'Is het zo erg?' wilde de kastelein weten.

'Nee,' antwoordde ze, 'het is nog veel erger.'

'Dat klinkt nogal dramatisch,' antwoordde de kroegbaas. 'Zal ik nog maar eens bijtappen, dan?'

Hij voegde onmiddellijk de daad bij het woord, schoof het lege glaasje van de vrouw naar zich toe, pakte een fles met een groenachtige substantie en goot het glaasje tot aan het randje vol.

'Nou, proost, meid.'

De vrouw nam een minuscuul slokje, slaakte een diepe zucht en keek naar buiten.

'Nou, kom op met je verhaal,' zei de kastelein.

'Je weet dat Kees de Graaf vorig jaar is overleden.'

'Ja, dat was leuk,' antwoordde de kastelein.

'Leuk?' wilde de vrouw weten. 'Wat was daar nou leuk aan?'

'Leuk, omdat ik die dag een gouden omzet heb gedraaid. Na de begrafenis is iedereen hier naartoe gekomen en ze hebben behoorlijk ingenomen. Nee, mijn dag kon toen niet meer stuk.'

'De een z'n dood, is de ander z'n brood, zullen we maar zeggen,' zei de vrouw. 'Maar goed, je weet dat Kees altijd voor Sinterklaas speelde in het buurthuis. Dat weet je toch, hè?'

'Ja, dat weet ik,' zei de kastelein.

'Dit jaar dus niet.'

'Nee,' antwoordde de kastelein, 'dat is me duidelijk.'

'We moesten dus op zoek naar een andere Sinterklaas. Nou, vindt die maar eens. Ja, als je betaalt, dan willen ze wel, maar het buurthuis moet aan alle kanten bezuinigen en bovendien deed Kees het altijd voor niks en niemendal. En een goeie Sinterklaas, hoor. Zoals hij met die kinderen omging, geweldig.'

'Hij had ook zo'n mooie stem, hè,' vond de kastelein.

'Afijn, Joris, die ook in het buurthuis werkt, vertelde dat ome Ko vroeger veel voor Sinterklaas had gespeeld en hij zei dat we hem maar eens moesten vragen.'

'Ome Ko? Sinterklaas?' verbaasde de kastelein zich.

'Ja, ik wist het ook niet. Maar goed, wij op een maandagmiddag tegen een uur of vier naar ome Ko.'

'Als je bedenkt dat ome Ko 's ochtends tegen elf uur z'n eerste borrel neemt,' zei de kastelein, 'dan kan ik mij ongeveer voorstellen hoe jullie 'm aantroffen.'

'Juist,' zei de vrouw, 'hij had dus al een kegel van een metertje of wat. Het is dat Joris me tegenhield, anders had ik meteen rechtsomkeert gemaakt.

"Een uitstekende keuze," zei ome Ko, "ik ben namelijk de beste Sinterklaas die je maar kunt bedenken."

Ik had zoiets van: zullen we dit nou wel doen? Het feest is 's middags om twee uur en wie weet hoeveel ome Ko dan al achter z'n kraag heeft zitten.

"We hebben niemand anders," zei Joris, "we moeten wel."

"Ben je wel nuchter tijdens je optreden, ome Ko?" vroeg ik nog.

"Natuurlijk," verzekerde die me, "ik speel als Sinterklaas de sterren van de hemel, zelfs al zou ik niet op m'n benen kunnen staan."

Nou, we hebben de gok dus maar genomen. Wat moet je? Je kunt toch moeilijk tegen die kinderen zeggen dat Sinterklaas niet komt. Kan toch niet?'

'Ome Ko en nuchter,' zei de kastelein, die van hetgeen ome Ko in al die jaren bij hem had verteerd hele leuke dingen had kunnen doen, 'dat mag wel in de krant.'

'Tegen half een verscheen 'ie in het buurthuis,' zei de vrouw. 'Voordat je 'm zag, rook je 'm al. Ik dacht: daar gieten we eerst maar eens een litertje sterke koffie in. Ik zei nog: "Effe niet uitademen, ome Ko." Ik dacht: als ik een lucifer afsteek vliegt het hele buurthuis in de lucht. In de deuropening stond een vent die ik nog nooit had gezien. Ik vroeg dus: "Wie is die gozer?"

"Dat is Sjoerd, m'n buurjongen en hij gaat voor zwarte Piet spelen."

Laten we daar nou helemaal niet aan gedacht hebben, aan zwarte Piet bedoel ik. Hoefde ook nooit, want dat regelde Kees allemaal.

Nou ja, ome Ko was dus zo helder van geest geweest om er wel aan te denken en kwam dus met z'n buurjongen op de proppen. Ik gaf die jongen een hand en zei: "Wat leuk, welkom in het buurthuis."

"Doe geen moeite," zei ome Ko. "Hij begrijpt je niet."

"Ik spreek toch geen Chinees?" zei ik.

"Hij begrijpt je niet omdat 'ie niet helemaal fris is in z'n bovenkamer."

"Wat bedoel je: niet helemaal fris in z'n bovenkamer?" vroeg ik.

"Klap van de molen gehad," zei ome Ko.

Mijn hemel, dacht ik bij mezelf, hebben wij dat?

"Had je geen andere Piet dan?" vroeg ik.

Nee, had 'ie niet, zei die, niemand wil voor Piet spelen.

"Maar als de kinderen nou wat aan 'm vragen?" wilde mijn collegaatje Marion weten.

"Ze kunnen beter niks vragen," zei ome Ko, "want praten kan 'ie ook niet. Ja, een paar woordjes, maar zelfs dat is meestal wartaal. Eigenlijk stoot 'ie alleen maar onverstaanbare klanken uit."

Wil je wel geloven dat ik de bodem onder m'n voeten weg voelde zakken? Een Sint met een gigantische alcohollucht om zich heen en een zwakzinnige Piet die niet kon praten en alleen maar onverstaanbare klanken uit kon stoten.'

'Tel uit je winst,' zei de kastelein.

'Maar ja, we moesten wel verder, want van alle kanten kwamen de kinderen al naar het buurthuis en die wilden Sinterklaas en zwarte Piet zien. Afijn, wij ome Ko en z'n buurjongen meegenomen naar het kantoortje.

"Eerst Piet maar even schminken," zei Joris en zette Sjoerd op een stoel. Die jongen had nou ook werkelijk geen idee wat er ging gebeuren. Hij keek om zich heen alsof er een ruimteschip was geland, waar allerlei groene, glibberige wezentjes uit tevoorschijn kropen.

"Je gaat voor zwarte Piet spelen," riep ome Ko. "Je weet wel, de knecht van Sinterklaas. Blijf maar lekker zitten, dan word je eerst even geschminkt."

"Oewa," zei Sjoerd.

"Hij begrijpt het niet, hè?" zei ome Ko tegen ons. "Maar als 'ie straks lekker zwart is en het pietenpak aan heeft vindt 'ie het hartstikke leuk, hoor. Let op mijn woorden."

Wonder boven wonder liet Sjoerd het allemaal gebeuren.

"Z'n moeder heeft gevraagd of ik 'm mee wilde nemen," zei ome Ko. "Kijk, voor hem is de ene dag gelijk aan de andere en die jongen is blij dat 'ie eindelijk eens een verzetje heeft."

Terwijl Sjoerd steeds meer op zwarte Piet begon te lijken, begon ik ome Ko aan te jurken. Toen dat gebeurd was, hing ik hem z'n baard om, zette hem z'n pruik en mijter op en klaar was de Sint. Terwijl ik nog wat heen en weer schuif met die mijter, voel ik opeens een hand aan de binnenkant op m'n dijbeen. Ik denk: wat krijgen we nou?

"Wil je daarmee ophouden, ome Ko," zei ik.

"Ik vind je een lekkere meid," zei die, "en ik neem je mee naar Spanje en dan gaan we in m'n paleis allemaal spannende dingen doen."

"Ik hoop dat je weet waarvoor je gekomen bent, ome Ko."

"Natuurlijk weet ik dat, maar weet jij ook waarom ik ja gezegd heb toen jullie mij vroegen?"

"Misschien ben je wel heel gek op kinderen."

"Nee," antwoordde die, "ik kan ze niet uitstaan, die koters. Ik word bloednerveus van ze."

"Waarom heb je dan ja gezegd?" wilde ik weten.

"Omdat jij straks lekker bij Sinterklaas op schoot gaat zitten." En met dit gegeven in het vooruitzicht kneep hij in m'n achterwerk.

Ik deed een stap terug en dacht: effe diep ademhalen, hoe eerder de middag voorbij is, hoe liever het me is. Uit z'n jas die aan de kapstok hing nam ome Ko een klein flesje, draaide het dopje eraf en nam een gigantische slok. Daarop liet hij zo'n knallende boer dat de ruiten ervan trilden. Sjoerd vond het enorm grappig. De tranen liepen hem over de wangen. Met beide handen veegde hij ze weg. Ik zag Joris wit wegtrekken, daar ging z'n schmink.

"Verrek," zei ome Ko, "een roetveegpiet."

We besloten het maar zo te laten.

"Nou," zei ome Ko, nadat hij nog een keer een boer had gelaten, "ik ben d'r helemaal klaar voor."

Wij in ganzenpas op weg naar de zaal, waar inmiddels ik weet niet hoeveel kinderen onder leiding van Marion zaten te zingen van: Sinterklaasje, kom maar binnen met je knecht. Nou, die knecht was dus in geen velden of wegen te bekennen. Op een gegeven moment zag Joris hem doodgemoedereerd op straat lopen. Joris er achteraan.

"Huis," zegt die slome duikelaar.

"Dat had je gedacht," zegt Joris, "je moet eerst nog voor zwarte Piet spelen."

Wist die goochemerd veel. Afijn, Joris pakt hem bij z'n lurven en brengt hem terug naar het buurthuis.

Ik ga die zaal in en ik zeg tegen die kinderen: "Wie denken jullie dat er aan de andere kant van de deur staat?"

"Sinterklaas, Sinterklaas," roept het hele spul in koor.

Dus ik roep in de richting van die deur: "Komt u maar binnen, hoor, Sinterklaas." Wie er kwam, geen Sinterklaas. Ik de gang op. Is die eikel door z'n knieën gezakt en zit op z'n hurken tegen de deurpost aangeleund. Het leek alsof 'ie zat te poepen. Ik denk: gewoon doen alsof het er bij hoort. Ik zeg dus: "maar Sinterklaas, wat is er nu toch met u gebeurd?"

"Ik voel me niet zo lekker," zegt 'ie.

Ja, dacht ik, daar kan ik me wel iets bij voorstellen.

"Beetje misselijk."

Ik deed net alsof ik het niet had gehoord en sjorde hem samen met Joris overeind. Mijn hemel, wat hing er een lucht om die man heen. Alsof ik door een jeneverstokerij wandelde.

"Komt u maar gezellig binnen, hoor, Sinterklaas," zei ik. Ja, wat moet je, ten overstaan van al die kinderen? Je moet de schijn maar hoog houden. Ja toch?

Afijn, hij naar binnen. Helaas nam die de bocht wat te kort, struikelt over z'n staf en valt plat op z'n bek op de verhoging waar de versierde stoel stond. Een klap zal ik je vertellen.

Ik kon wel door de grond zakken.

"Ha, ha, ha," riep ik, gemaakt vrolijk, in de richting van de kinderen, "Sinterklaas is wel een grappenmaker vandaag. Vinden jullie ook niet?"

Wij de Sint voor de tweede keer binnen een paar minuten omhoog gehesen en 'm op de versierde stoel gezet. Sjoerd Piet begreep er geen hout van en stond erbij alsof 'ie in z'n broek had gescheten. Joris drukt 'm naar beneden en zegt: "Ga maar lekker op de grond zitten, Piet."

"Wat fijn dat u er bent, Sinterklaas," zei ik. "Eerst gaan de kinderen voor u zingen." Afijn, die kinderen zingen drie liedjes en toen dat gebeurd was, zei ik: "Vindt u ook niet dat de kinderen mooi voor u hebben gezongen, Sinterklaas?" Geen enkele reactie, dus ik vraag het nog maar een keer. Is die druiloor toch in slaap gevallen. Ik kon 'm wel wurgen. Ik pak z'n staf en zet dat ding met een klap bovenop z'n voet. Hij joelde van de pijn, het was tot in Spanje te horen.

"Sinterklaas wil vast wel even iets tegen jullie zeggen," zei ik. "Ja toch, Sinterklaas?"

"Wat moet ik zeggen dan?" vraagt die sufferd.

"Nou, bijvoorbeeld dat u een goede reis heeft gehad."

"Ik heb een goede reis gehad," zegt 'ie.

Ik dacht: we moeten 'm zo snel mogelijk lozen, voordat er nog meer ongelukken gebeuren. Intussen zat die buurjongen op de grond wezenloos voor zich uit te staren, zonder ook maar iets van het hele gebeuren te begrijpen.

"Vertelt u eens iets over Spanje, Sinterklaas."

Opeens komt 'ie van z'n stoel af, wankelt in de richting van die kinderen en brult: "Ik neem jullie allemaal in de zak mee naar Spanje en daar vreet ik jullie allemaal op! BOEH!!!"

Onmiddellijk begonnen er kinderen te huilen en een paar stonden op en wilden de zaal uit.

"Sinterklaas maakt maar een grapje, hoor," riep ik snel. "Ja toch, Sinterklaas, u maakt toch maar een grapje?"

"Natuurlijk," zei Sinterklaas.

"Gelukkig maar," zei ik lachend als een boer met kiespijn.

"Er zijn ook kinderen die ik niet opvreet. Bij die kinderen bijt ik alleen een arm of een oor af. O, o, o, wat zal ik smullen, zeg. Mjamjamjam."

Opeens draait hij zich naar mij en zegt: "Kom hier lekkere kluit." Voordat ik het goed en wel besefte had hij me in een soort houdgreep en begint me ten overstaan van al die kinderen te knijpen en te kussen. Ik schreeuwde moord en brand, maar daar trok de goedheiligman zich niets van aan. Hij kneep nou ook echt overal in en juist daar waar je niet geknepen wilt worden en zeker niet als er kinderen naar zitten te kijken. Het was ongelofelijk gênant. Ik wurmde me in allerlei bochten, maar dat scheen ome Ko alleen nog maar meer op te winden. Hij ging helemaal los en stond in m'n nek te hijgen als een marathonloper.

"Kinderen, laten we voor Sinterklaas gaan zingen," riep Marion in paniek en zette onmiddellijk het eerste de beste sinterklaasliedje in dat haar te binnen schoot. Ze was de enige die zong. De kinderen zaten doodsbang en verstijft op hun stoeltjes en keken met grote, angstige ogen naar hetgeen zich op het kleine podium afspeelde.

Ome Ko ging maar door, hij had alle remmen losgegooid en was niet meer te stuiten. Het schuim liep langs z'n baard.

"Kom hier, lekker ding," hijgde die en graaide als een bezetene om zich heen. Marion bleef maar zingen. Ik werd er bloednerveus van en vroeg me af wat me het meeste stoorde: het gezang van dat mens of ome Ko met z'n grijpgrage handjes.

Opeens springt Joris tussen ons in en begint aan ome Ko te sjorren en te sleuren. Dat was nog een hele klus, want ome Ko had zich als een soort wurgslang om me heen gekronkeld en was niet van plan me los te laten.

Tot overmaat van ramp begint Sjoerd vreselijk te janken. Die jongen was doodsbang. Hij stootte allerlei onverstaanbare klanken uit, stond te zwaaien met z'n armen en wist van angst niet waar die het zoeken moest. Marion stoof op hem af, gaat voor hem staan en begint luidkeels tegen 'm aan te zingen. Het werd alleen maar erger. Joris was nog steeds in gevecht met ome Ko en na lang wrikken heeft hij ons uit elkaar weten te krijgen. Hij grijpt ome Ko bij z'n tabberd en sleurt hem mee de gang op. Daar aangekomen was de Sint helemaal door het dolle heen.

"Laat me los, idioot," tierde hij, "ik ben de Sint en ik moet naar de kinderen!"

"Je blijft hier, malloot, je hebt al genoeg schade aangericht."

Daarop rukte ome Ko zich los en wilde terug de zaal in. Joris haalde uit en gaf ome Ko zo'n vakkundige linkse directe, dat deze onmiddellijk gestrekt ging. Hij was helemaal van de wereld. Joris heeft hem toen bij kop en kont gepakt en buiten op de stoep gelegd.

Ik had inmiddels een gillende en onverstaanbare klanken uitstotende Piet de zaal uitgebonjourd en bij de voordeur een schop onder z'n kont gegeven, zodat hij naast Sinterklaas terechtkwam.

Dus als jij nou vraagt, hoe het met ome Ko gaat,' zei ze tegen de kastelein, 'dan weet je nu waarom ik als antwoord gaf: ander onderwerp.'