LUISTEREN NAAR KUNST
LUISTEREN NAAR KUNST
Het was niet zozeer de kunst die mij trok, maar het feit dat ik trek had in een bak koffie, dat mij deed besluiten mijn wandeling in te korten en het museum binnen te stappen. Ik ben in het bezit van een museumjaarkaart, maar het is geen plicht om naar kunst te kijken als je daar toevallig even geen behoefte aan hebt. Je kunt zelfs de kaart laten scannen, een plasje doen en weer naar buiten wandelen. Het was op dit uur van de dag vrij rustig. Achter de vitrine, met kleurrijk en vooral dikmakend gebak, stond een juffrouw heel verveeld door de ruimte te staren. Ze had iets in haar uitdrukking van: ik ben er wel, maar niet van harte.
Ik bestelde een kop koffie en nam plaats aan een van de tafeltjes, dat uitzicht bood op een beeldentuin, waarin brokken steen, waar behoorlijk aan was gehakt en gebeiteld, keurig gerangschikt kunstzinnige beelden stonden te zijn. Aan het tafeltje naast mij zat een echtpaar van middelbare leeftijd. Zij leek mij het type dat elke kunstvorm met beide armen hartstochtelijk aan haar voluptueuze boezem drukte. Je hebt van die mensen, ze krijgen er geen genoeg van. Hij keek wat verdwaasd om zich heen met een "waar is de uitgang" blik. Hij had iets treurigs over zich, iets van een drama in drie bedrijven, dat onherroepelijk slecht zou aflopen. Voor hen op het tafeltje stonden de versnaperingen: koffie voor mevrouw, een biertje en een brok appeltaart voor meneer.
'Kijk Bernhard,' zei de vrouw, 'wat jij doet is helemaal verkeerd. Jij probeert kunst te begrijpen en dat is nou hetgeen je beslist niet moet doen.'
'O,' zei Bernhard, zonder al teveel enthousiasme, terwijl hij een stuk appeltaart naar binnen schepte.
'Je moet de kunst op je af laten komen en luisteren naar wat zij te vertellen heeft.'
'At ee onwin,' zei Bernhard, die door de appeltaart, die zijn mondholte vulde, moeilijk uit zijn woorden kon komen. 'Wuistewen naa ee wok ween.'
Zijn wederhelft slaakte een diepe, vermoeide zucht, terwijl ze haar ogen ten hemel sloeg. 'Hè Bernhard, eet eerst je mond even leeg. De appeltaart vliegt in het rond.'
Bernhard kauwde verder en spoelde de laatste resten weg met een flinke slok bier. Het leek mij geen lekkere combinatie, maar smaken verschillen.
'Ik zei, dat ik het onzin vind om naar een brok steen te luisteren,' zei hij toen zijn mond leeg was.
'Kunst heeft haar eigen taal,' antwoordde zijn wederhelft. 'Waarom moet jij altijd alles maar willen begrijpen?'
'Ik hou nu eenmaal van duidelijkheid,' zei Bernhard, terwijl hij wederom een stuk appeltaart naar binnen schoof. Hij wilde nog wat zeggen, maar een vermanende hand gebaarde dat hij even moest wachten.
'Nee Bernhard, niet met volle mond,' zette zijn vrouw hem op zijn plek. 'Weet je wat, consumeer lekker verder, ik ga even in de museumwinkel kijken. Niet gaan lopen, anders moet ik je straks weer zoeken. Je ziet me vanzelf weer verschijnen.' Daarop nam ze haar laatste slok koffie, stond op en stapte resoluut bij hem vandaan.
'Luisteren naar wat een steen te vertellen heeft,' wendde hij zich naar mij. 'Het moet toch niet gekker worden. Ik luister m'n hele leven al naar Jan en alleman. Naar m'n ouders, naar de schoolmeester, naar m'n vrouw, naar m'n baas en nu dus ook nog naar stenen.'
'U schijnt over een luisterend oor te beschikken,' grapte ik, maar die kwam niet binnen.
'Ben je in die tuin geweest?' vroeg hij, terwijl hij naar de beeldentuin wees.
'Ja, ooit weleens,' antwoordde ik.
'Je breekt je nek over de stenen en bij elke steen ligt een briefje waarop staat wat het voor moet stellen. Zie jij het, zie ik het. Ik kan er geen chocola van maken. Die grote daar,' zei hij, terwijl hij in de richting van een knoert van een steen wees, 'weet je wat dat voorstelt?'
'Geen idee,' zei ik.
'Naakt, liggende op een rustbed. Staat op het briefje.
'O,' zei ik.
'Zie jij naakt? Zie jij een rustbed? Nou, ik bedoel maar. Maar het kan aan mij liggen hoor. Misschien moet ik nog eens even goed naar het naakt gaan luisteren.'
'U bent niet zo'n kunstliefhebber?' vroeg ik.
'Wat is kunst?'
'Nou ja, dat wat hier zoal te zien is,' zei ik, terwijl ik een breed armgebaar maakte, teneinde het museum aan te duiden.
'Ik ben niet met kunst opgevoed. Mijn ouders waren arbeiders, hardwerkende mensen. Kunst was iets voor de rijken. Tijdens mijn hele huwelijk - en dat is al meer dan dertig jaar - is het woord kunst bij ons nooit gevallen. Op een gegeven moment krijgt mijn vrouw kennis aan een dame die het hoog op had met de kunst. Van de ene dag op de andere moesten wij er ook aan geloven. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik zei: "Waar hebben we dat aan te danken?"
Ze vond dat we onze grenzen maar eens moesten verleggen. Ik denk: nou, je verlegt maar een eind weg, het waait vanzelf wel weer over. Nou, mooi niet dus. Opeens deugde er niks meer van ons recht toe recht aan leventje. Alles moest op de schop. Ik werd opeens aangesproken met Bernhard, terwijl ik al die jaren gewoon Ben heette. Zo hebben m'n ouders me trouwens ook genoemd. Ben, Bennie. Mijn vrouw wilde opeens Tosca genoemd worden. Ik zeg: "Tosca? Maar mens je heet gewoon Toos. Toosje Vermeulen uit de Akkerstraat." Moet je een pilsje?'
'Ach ja, waarom niet,' zei ik.
'Afijn, opeens moesten we naar allerlei musea,' zei hij, terwijl hij twee flesjes bier pakte. 'Het ene museum in, het andere museum uit. Ik heb wat kunstwerken aan me voorbij zien komen, in allerlei soorten en maten. Schilderijen, aardewerk, sieraden, oude munten, meubels, beelden, je kunt het zo gek niet prakkiseren of ik heb het gezien. Kunst en kitsch is d'r niks bij. Op een ochtend zegt ze: "Ik vind dat je je hengels maar op Marktplaats moet zetten."
Ik zeg: "Wazeguu?"
"Vissen is een tak van sport die niet binnen onze levensstijl past,", zei ze. Niet binnen onze levensstijl. Hoe krijg je het je strot uit hè?'
'En,' vroeg ik, 'heeft u de hengels op Marktplaats gezet?'
'Ze bleef maar zeiken en op een gegeven moment dacht ik: laat ik het maar doen, anders gaat het vissen nog ten koste van mijn huwelijk. Binnen een paar uur had ik de hele uitrusting verkocht. Jaren had ik erover gedaan om dat allemaal bij elkaar te krijgen. Nou … en nu zit ik dus in dit museum. Deze hadden we nog niet gehad. Maar goed, je hebt het gehoord, het blijft vanaf vandaag niet alleen bij kijken, we moeten ook naar de kunstwerken gaan luisteren. Ik mag vandaag of morgen wel naar Beter Horen, want tot nu toe heb ik nog niet gehoord dat de kunstwerken tot mij hebben gesproken.'
Hij kon er zelf om lachen.
'Als ze me binnenkort ook nog gaat vertellen dat we vegetarisch geworden zijn, breekt echt de pleuris uit.'
Hij nam een slok van zijn bier en vervolgde. 'Nu ik dit allemaal zo aan jou zit te vertellen, krijg ik eigenlijk steeds meer de pest in. Kun je je dat voorstellen?'
Ja, dat kon ik wel. Een man, die zijn doen en laten laat afhangen van zijn omgeving, is als een kruik, die net zolang te water gaat tot hij barst.
'Zal ik je eens wat vertellen?' zei hij, terwijl hij opstond. 'Ik ga er vandoor.'
'Er vandoor?' vroeg ik, 'en uw vrouw dan?'
'Die ziet maar dat ze thuiskomt, er rijden treinen genoeg.'
'Maar waar gaat u naartoe dan?' wilde ik weten.
'Wat denk je?'
'Ik heb geen idee, naar huis neem ik aan?'
'Deze jongen gaat een hele mooie hengeluitrusting kopen, alles d'r op en d'r aan. Vanavond zit ik dan weer lekker op m'n ouwe stekkie. De kunst kan het heen en weer krijgen.'
Daarop gaf hij mij een hand en verliet door de glazen draaideur het gebouw. Buiten gekomen stond hij een ogenblik stil, maakte toen rechtsomkeert en kwam weer naar binnen.
'Kijk,' zei hij, toen hij weer bij me stond. 'Het is beslist niet zo dat ik niet van kunst houd. Denk dat niet. Op zaterdag staat er altijd een vent op de markt en die heeft een hele doos met ballonnetjes bij zich, in allerlei kleuren en maten. Die blaast hij dan op met zo'n pompje en vouwt daar dan allerlei leuke dieren van. Kijk, dat vind ik nou kunst.'
© Carl Slotboom / maart 2021
www.tekstbureau-carlslotboom.nl