KERSTBOMEN
KERSTBOMEN
'Ik heb helemaal niets met de kerst,' zei de man die naast mij op het bankje zat. 'Njentje, notting, noel koema noel.'
'O,' zei ik. Het klonk niet erg creatief, maar er schoot me zo gauw niets anders te binnen.
'Neem nou dat kind …'
'Welk kind?' wilde ik weten.
'Nou, dat kind in die kribbe. Dat kan toch nooit zo gebeurd zijn. Een maagd die een kind baart, nou vráág ik je. En dan die herdertjes bij nachte. In het veld bij, ik weet niet hoeveel graden onder nul? Die moeten al doodgevroren zijn voordat ze bij die stal aankwamen. Leuk gevonden allemaal hoor, maar een sprookje, meer niet.'
Ik deed er het zwijgen toe. Wat niet wilde zeggen dat ik, als doorgewinterde atheïst, het niet roerend met hem eens was.
'Mijn vrouw heeft dat wel hè, dat kerstgevoel. Ze komt uit een kerkelijk nest. Ja, ze doet er niets meer aan hoor, heeft het min of meer afgezworen. Maar toch hè …? Weet je wat het is?'
Ik wist het niet, maar hij zou het me ongetwijfeld gaan vertellen.
'Ik zeg altijd maar zo: wat er met de paplepel ingegoten is, schep je er met een pollepel nog niet uit. Er blijft altijd wel iets hangen. Ja toch?'
De man kon het weten, hij had zijn vrouw als voorbeeld.
'Afgelopen zomer, de mussen vielen dood van het dak, zegt ze opeens: "Ik wil een boom."
Ik zeg: "Een boom?"
"Ja," zegt ze, "een boom."
Ik denk, ze wil een boom adopteren, in het Vondelpark of ergens ver weg in Israël. Dat is heel erg in, weet je dat?'
Ik had ervan gehoord, maar zelf nooit de behoefte gehad om dat te doen.
'Je adopteert zo'n boom en dan ben je zogezegd vader en moeder van een stuk hout. Je hoeft niets op te voeden, het kost je een klein bedragje en de boom doet de rest. Maar zo'n boom bedoelde ze helemaal niet. Ze bedoelde een kerstboom. Wist ik veel. Wie denkt er nou tijdens een hittegolf aan een kerstboom?'
'Nee,' zei ik, 'daar zou ik nooit opgekomen zijn.'
'We hadden in het verleden altijd wel een kerstboom gehad en de laatste jaren zo'n kunstding. Die zette ik elke keer in januari versierd en al op zolder. Tegen de kerst haalde ik hem dan weer naar beneden. Hoefde er niets aan te doen, een kant en klare boom. Leuk hoor, zo'n boom op je zolder. Ik heb de lichtjes midden in de zomer weleens aangestoken. Hartstikke knus. Maar ja, dat heen en weer gesjouw met zo'n boom is niet echt bevorderlijk voor de houdbaarheid. Op een gegeven moment was de sjeu er wel af. Op Koningsdag heb ik hem versierd en al op de stoep gezet, met een bordje erbij "gratis meenemen". Binnen een kwartier was 'ie weg. Dag boom.'
Hier stopte hij even en er verscheen een glimlach om zijn lippen. Ook ik zag het tafereel voor me.
'Afijn,' ging de man verder, 'er moest dus weer een boom komen. Een paar weken geleden rij ik naar mijn zwager om de aanhanger te lenen. Ik dacht bij mezelf: ik moet die boom met al dat zand mooi niet in m'n schone auto hebben.
"Als je toch gaat," zegt m'n zwager, "neem dan voor ons ook een boom mee." Hij gaf me dertig euro, het mocht wat kosten. Ik naar de kerstbomenmarkt. Honderden bomen, te kust en te keur. Twee joekels van bomen uitgezocht.
"Ik zal er even een netje omheen doen," zegt de verkoper, "zo gebeurd, roetsj door de machine."
Ik zeg: "Nee hoor, laat maar zitten, dat moet ik er thuis dan weer afpeuteren."
"Zoals je wilt." De man helpt me zelfs nog mee de bomen op de aanhanger te leggen. Ik denk, ik rij mooi binnendoor met die hele lading achter me aan. Een prachtige route, links en rechts bos. Op een gegeven moment moest ik wateren.'
'Wat moest u?'
'Wateren … pissen. Afijn, de auto aan de kant en ik het bos in. Ik doe mijn behoefte, controleer nog even of de bomen lekker liggen en wil weer in m'n auto stappen, staat er opeens een politieauto achter me. Vraag me niet waar die vandaan kwam, hij stond er opeens.'
'Niets tegen de politie hoor,' zei ik, 'maar ze zijn er vaak op het moment dat je ze niet nodig hebt hè?'
'Er stappen twee agenten uit. Een oudere en een jongeman, die zijn jeugdpuistjes nog maar net te boven was. Hij zet zijn pet op, die ook nog eens keer veel te groot was. "Waar gaan wij naartoe?" zegt die puber.
Waar gaan wij naartoe, hebbie um?
Ik zeg: "Nou, ik weet niet waar jij naartoe gaat, maar ik ga naar huis."
"Naar huis," zegt 'ie.
Ik zeg: "Ja, naar huis."
"Dat dacht ik toch niet," zegt die snotneus.
"Kijk meneer," zegt die oudere agent, "bomen omzagen en dan doodgemoedereerd naar huis rijden, is er niet bij."
"Ho ho," zeg ik, "u bent nu toch echt verkeerd verbonden. Die bomen heb ik keurig netjes op de kerstbomenmarkt gekocht."
"Meneer," zegt die agent, "u wilt niet weten welke smoesjes wij vandaag allemaal al gehoord hebben."
"Bovendien zagen wij u zojuist uit dit bos komen," zegt dat broekkie weer. "En zoals u ziet, staan hier exact dezelfde bomen zoals op uw aanhanger liggen."
Ik kijk om me heen en verrek, ja hoor, overal dennenbomen. Niet te geloven. Dat had ik weer. "Ik moest piesen," zei ik, maar ze geloofden er geen zak van. Ik kon lullen als Brugman, maar ze trokken zich er niets van aan.
"U mag achter ons aan rijden," zegt broekmans. U mág achter ons aan rijden. Waarom zegt die knakker niet gewoon, u móét achter ons aan rijden. Afijn, lang verhaal kort. Een kwartier later zit ik met m'n goeie gedrag op het politiebureau.'
'En die bomen lagen nog op de aanhanger?' wilde ik weten.
'Ja, nog wel. Die oudere agent gaat achter zijn computer zitten en vroeg m'n hemd van 't lijf. Alles moest 'ie weten. En hij maar rammen op dat toetsenbord. Ik dacht nog: dit gaat helemaal verkeerd. Op een gegeven moment komt er een collega binnen, die fluistert hem iets in zijn oor en gaat vervolgens weer weg.
"Kijk meneer," zei de agent, terwijl hij zijn toetsenbord terugschoof. "Nu kunnen we twee dingen doen. We kunnen naar de kerstbomenmarkt en dan zal blijken dat die verkoper u helemaal niet herkent."
"Ho ho," protesteerde ik, maar de agent gebaarde mij even mijn mond te houden. "Dan komen we hier weer terug en dan maken we een leuk proces verbaal op."
"Doe wat je niet laten kunt," zei ik. Mijn stemming was tot ver onder het vriespunt gedaald. Men weigerde naar mij te luisteren.
"Die bomen zijn nu toch al gekapt," ging hij verder, "dus kunnen we van een nood een deugd maken."
"Ik ben zwaar benieuwd," zei ik.
"U geeft ons een boom voor hier op het bureau, u neemt die andere mee naar huis en we maken er verder geen werk van."
Ik geloofde m'n oren niet, kun je je dat voorstellen?'
Ja, dat kon ik.
'Afijn, binnen no time hadden die uniformen een boom van de aanhanger getrokken en ging ik met één boom naar huis. Wie zit daar aan de koffie?'
'Geen idee,' zei ik.
'M'n zwager. "Ik kom de aanhanger en m'n boom ophalen," zegt 'ie.
"Hier is je wisselgeld," zeg ik en geef hem twee euro. Ik loop met hem mee naar buiten en pak de boom van de aanhanger. "Je hebt maar één boom," zegt 'ie. Ik zeg: "Ja dat klopt, die van jou staat op het politiebureau."
"Dan krijg ik nog 28 euro van je."
"Ammehoela," zeg ik, "ik heb een boom voor je gekocht en die kostte 28 euro."
"Maar ik zie helemaal geen boom," dramde hij verder. Want als hij één ding heel goed kan dan is 't drammen.
"Nee," zeg ik nog een keer, "jouw boom staat op het politiebureau, je kunt fluiten naar je 28 euro."
Nou heeft 'ie zwaar de pest in. Begrijp jij dat nou? Doe je moeite om een boom voor 'm te kopen, is het weer niet goed. Zeikerd!'
Daarna stond hij op, wenste mij fijne feestdagen en slenterde naar huis, ongetwijfeld om lekker onder de boom te gaan zitten. Vrolijk kerstfeest.
© Carl Slotboom / december 2020
www.tekstbureau-carlslotboom.nl