DE HUWELIJKSREIS
DE HUWELIJKSREIS
Het miezerde. U kent dat wel; zo'n geniepig dun regenbuitje, waar je stiekem heel erg nat van wordt. Omdat ik zoals gewoonlijk geen paraplu bij me had, stapte ik de kleine kroeg binnen, waar het op dit uur van de dag nog rustig was en rook naar de vorige avond. In de hoek bij het raam, vanwaar je uitzicht had op de gracht, zat een vrouw van rond de vijftig. Ze staarde voor zich uit met een blik van iemand, die bezig was voor een groot innerlijk probleem een oplossing te zoeken. Ze was een vaste klant die elke middag, voordat ze aan het werk moest, haar borreltje dronk.
'Ik drink er één, hooguit twee. Net genoeg om dat slappe geouwehoer van al die kerels niet te horen.'
Achter de toog op zijn kruk zat de kastelein geduldig te wachten op hetgeen de dag voor hem in petto had. Hij trok daarbij een gezicht van: het zal mij nou eens zwaar benieuwen. Ik vroeg me af of hij er nog veel heil in zag.
'Ik heb u gemist,' zei hij, toen ik plaatsnam aan de bar.
Als een kastelein zegt dat hij je gemist heeft, moet je oppassen en na gaan denken over de frequentie van je cafébezoeken en hetgeen je daarbij consumeert.
'Ik ben nogal druk geweest de laatste tijd,' antwoordde ik.
'Geeft niet,' zei hij, 'leuk dat u er bent.'
Terwijl hij mijn bier tapte, zette een man zijn fiets tegen het raam en kwam heupwiegend naar binnen.
'Hallihallo!'
'Dag Bob,' zei de kastelein.
'Wat zie je er weer oogverblindend uit, Gré,' zei Bob tegen de vrouw bij het raam.
'Neem je familie in de maling,' was het antwoord.
'Als ik een man zou zijn, zou ik straks nog even bij je langskomen voor een onderhoudsbeurt.'
'Heb ik effe mazzel,' zei Gré en nipte aan haar glaasje.
De kastelein tapte een biertje en zette dat voor Bob op de toog.
'Ik heb jou ook al een tijdje niet gezien,' zei de cafébaas, die kennelijk in de boeken bijhield hoelang zijn vaste klanten wegbleven.
'Ik ben op huwelijksreis geweest,' zei Bob.
'Op huwelijksreis?' wilde Gré weten. 'Maar je bent al een paar jaar getrouwd.'
'Dat klopt, maar destijds is het er niet van gekomen. Erik was toen heel erg druk op zijn werk en kon geen tijd vrij maken.'
'Wat doet Erik eigenlijk voor werk?' vroeg de kastelein.
'Hij zit in de herenmode. Hij kleedt heren aan, zogezegd. Ik zei tegen hem: "Dat zou ik ook wel willen, maar dan in omgekeerde volgorde."
'Viespeuk,' zei Gré.
'En jij?' vroeg ik hem, 'werk jij ook?'
'Agat, nee hoor,' antwoordde hij, 'van werken ga ik altijd heel erg transpireren. Ik hoef ook niet, want ik ben ooit in een heel ver verleden afgekeurd.'
'O,' zei de kastelein, 'en wat mankeerde je dan?'
'Geen flauw idee, maar het moet vast iets heel ernstigs zijn, want ik krijg elke maand een leuke uitkering. Maar goed, ik was dus op huwelijksreis.'
'Met Erik,' zei Gré.
'Ja … helaas wel.'
'Klinkt veelbelovend,' vond de kastelein.
'Ik zei tegen 'm: "Als je geen tijd vrij kunt maken, vraag ik de buurman wel."'
'De buurman?' wilde ik weten. 'Met de buurman op huwelijksreis?'
'Dat is een vrijgezel,' ging Bob verder, 'en een hartstikke leuke knul. Bovendien heeft 'ie al heel lang een oogje op me.'
'Liefde maakt blind, zullen we maar zeggen,' zei de kastelein.
'Ik dacht: ja, ik zal toch iemand mee moeten nemen, in je uppie op huwelijksreis is ook geen gezicht. Maar goed, die buurman schoot bij Erik dus in het verkeerde keelgat.
"Nee hoor," zei die, "we gaan samen of er wordt helemaal niet gegaan." Typisch Erik, hè? Meteen het haantje uithangen. Afijn, de volgende dag heeft 'ie tegen z'n chef gezegd dat hij de heren zelf maar even aan moest kleden, heeft een paar dagen vakantie opgenomen en een hotelletje aan de Moezel geboekt. Wij twee dagen later, hup in de auto op weg naar Duitsland. Het begon meteen al goed. Onderweg moest ik plassen.
"Had je thuis niet kunnen gaan?" vroeg Erik.
"Ik ben geweest, maar ik moet alweer. Het zijn de zenuwen, daar kan ik nu eenmaal niets aan doen."
Bij een wegrestaurant stuiterde ik meteen door naar de toiletten. Schiet er vlak voor mij een vent naar die plee. Ik deed het zowat in m'n broek, dus wat doe ik? Juist, ik neem het damestoilet. Ik ben goed en wel bezig, wordt er opeens op de deur geklopt. Ja, dat verzin je toch niet? Ik zeg: "Even geduld hoor, ik kan niet zomaar afknijpen omdat jij toevallig haast hebt." Ja zeg, hoe vind je zoiets? Op de deur gaan staan kloppen. Wacht gewoon je beurt af. Afijn, ik kom weer naar buiten, staat er een grijze muts, drie keer zo breed als lang en die zegt: "Dat is het damestoilet."
"Ja," zeg ik, "dat weet ik ook wel, zeurpiet."
Dat mens bekijkt me van top tot teen en zegt: "Volgens mij bent u geen vrouw, dus moet u het andere toilet nemen." Hoe vind je zo'n bemoeial? Ik zeg: "Dat klopt, ik ben geen vrouw, maar ik ben ook geen man, eigenlijk ben ik helemaal niets. Dus ik neem de eerste de beste pot die vrij is en als je dat niet bevalt ga ik weer terug, doe de deur op slot en blijf de rest van de middag daar zitten, vervelende theemuts."
"Ik zal mijn beklag doen bij de directie," zegt ze.
Ik zeg: "Ach mens, jij hebt bij deze plees helemaal niets te zoeken, want je past met die grote derrière van je niet eens op één pot. Toedeloe en de groeten.'"
'Wervelend begin van de vakantie,' zei Gré.
'Wij weer verder,' vervolgde Bob zijn verhaal, 'en aan het eind van de middag komen we dus bij ons hotel aan. Enig, zal ik je vertellen. Met allemaal leuke bloemetjes aan het balkon en binnen overal friemeltjes en frutseltjes. Heel knusjes allemaal. We moesten inchecken bij de balie en daar staat me toch een spetter van een knul. Wauw! Ik moest me gewoon vasthouden, anders was ik in katzwijm gevallen. Zie je 't voor je? Ik gestrekt onder aan die balie?'
Inmiddels was het harder gaan regenen en vond ik het tijd worden voor een rondje. Traag kwam de kastelein van zijn kruk en tapte in. Daarna zeeg hij weer evenzo traag neder in de positie waarin je hem kon uittekenen.
'Ik dacht: dat wordt me nog wat met zo'n Duitse spetter om me heen, ik moet er wel even goed bijblijven. Goed, lang verhaal kort. We hebben onze koffers uitgepakt, aangeschoven voor de warme hap met een wijntje en om negen uur lagen we al plat. We waren doodmoe van de reis.'
'Ik hoor het al,' zei de kastelein, 'een opwindende huwelijksnacht.'
'O nee hoor,' zei Bob, 'aan mijn lijf geen polonaise en zeker niet in de vakantie. Je moet er toch niet aan denken; gerotzooi aan de Moezel. Maar goed, de volgende dag, ik als eerste naar beneden. Erik sliep nog en ik dacht: ik moet die baliebink eens even heel goed bekijken. Laat 'ie nou net weer dienst hebben.
"Guten Morgen," zei die, "haben Sie gut geschlafen?"
Ik zeg: "Ja, das velt wohl miet."
Nou, dat deed het dus niet, maar ik kon toch moeilijk zeggen dat ik de hele nacht had liggen woelen omdat ik van 'm gedroomd had.
"Und was haben Sie vor heute?" wilde hij weten. Wat onze plannen voor die dag waren.
"Das weissen we nog niegt," zei ik. Ja, ik spreek vrij goed Duits, al zeg ik het zelf.'
'Het is dat je het zelf zegt,' zei de kastelein met een vilein ondertoontje.
'Wat weet jij daar nou van,' sneerde Bob onmiddellijk. 'De enige vreemde taal die jij spreekt is wartaal.'
'Ja, maar die spreek ik dan ook vloeiend,' antwoordde de kastelein adrem.
'Die knul keek me zo hemels aan, dat ik bijna weer een appelflauwte kreeg. Ik dacht: nu of nooit en ik buig me over die balie heen en zeg heel sensueel tegen 'm: "Ieg finde dieg ein lekkere spetzer." Ja, ik wist niet zo gauw wat spetter in het Duits was, maar ik dacht: het komt wel binnen.
Hoor ik opeens de stem van Erik achter me: "Ga je lekker?"
Ik draai me om en zeg: "Moet jij nu overal je puntige neus insteken, bemoeial? Ga weg, je ziet toch dat ik bezig ben."
Opeens gaat er achter die balie een deur open en er verschijnt me toch een kolos van een kenau. Het type: haar op de tanden, schouders als een gewichtheffer en handen als een dokwerker. Nou, zo'n type dus. Onder haar chagrijnig smoelwerk telde ik in de gauwigheid een stuk of vier onderkinnen, die als slappe lellen heen en weer bengelden bij elke beweging die ze maakte.
"Da ist die Chefin," zegt die bink tegen mij. Ik dacht: klaar ben je d'r mee.
"Sie gehören zusammen?" vraagt ze aan ons met een stem als een scheepstoeter. Of we bij elkaar hoorden. Echt vriendelijk klonk 't allemaal niet.
"Ja," zei Erik, "wir gehören zusammen. Wir sind ein Ehepaar, wir sind verheiratet."
Je had dat mens moeten zien. Haar ogen vielen zowat uit de kassen en heel langzaam zakte dat chagrijnige smoelwerk als een schuurdeur open en keek ze ons aan alsof ze water zag branden. Ze trok een bek alsof ze zojuist een paar dooie vogeltjes met veren en al had geconsumeerd. Ze moest drie keer slikken voordat ze iets kon zeggen. Ik dacht: nog effe en ze moet aan 't infuus.
"Sie sind verheiratet?" vraagt ze vol ongeloof en op een toon waar de minachting vanaf droop. Of we getrouwd waren.
"Jawohl," antwoordde Erik.
"Dann hoffe ich nur das Sie sich benehmen," zegt dat loeder. "Wir sind nämlich ein renommiertes Haus." Ze hoopte dat we ons zouden gedragen, omdat we ons in een gerenommeerd hotel bevonden. Hoe vind je zoiets?'
'Belachelijk,' zei Gré uit de grond van haar hart.
'"Machen Sie sich keine Sorgen," antwoordde Erik. "Wir sind gut erzogen." Goed opgevoed dus.
Dat mens knikt heel afstandelijk, draait zich om en verdwijnt weer vanwaar ze gekomen was.
"Zou je zo'n draak niet?" zei Erik. "Die is echt in de middeleeuwen blijven steken. Kom op, we gaan een wandeling maken."
Ik zeg: "Nou, dan gehe du maar schön alleine. Ieg gehe ien bad." Ja, ik was al helemaal verduitst, hè.'
'Na één dag al?' wilde de kastelein weten.
'Ja,' antwoordde Bob. 'Ik heb dat namelijk heel snel. Ik neem onmiddellijk een andere taal of dialect aan en die spreek ik dan ook meteen heel vloeiend. Ik kan daar niets aan doen, ik heb dat nu eenmaal. Afijn, Erik zegt: "Je gaat je gang maar, je ziet me wel weer verschijnen, auf wiedersehen." Hij weg. Zwaar de pest in dat ik stond te flirten met die bink en zwaar de pest in over dat mens.
"In einer Stunde ist Feierabend," zegt die bink, "dann kann ich Ihnen das Bad fertig machen." Ik moest even denken, maar het kwam erop neer dat hij over een uur klaar was met zijn werk en dan voor mij het bad in orde zou maken.
"Je bedoelt eh … vollaufen miet wasser und so?" vroeg ik.
"Ja, genau," zei die en gaf me een vette knipoog.
Ik wist niet wat me overkwam. Ik stond heel even te tollen en het klamme zweet brak me uit. Afijn, ik naar boven en hartstikke hoteldebotel natuurlijk. Ik dacht: ik kleed me helemaal uit, smeer m'n body in met een lekker ruikertje en doe dan m'n ochtendjas aan. Als hij dan het bad vol heeft laten lopen, laat ik heel sexy die ochtendjas op de grond glijden en dan stap ik zo in het warme water. Na ruim een uur wordt er op de deur geklopt. Ik doe open en ja hoor, daar staat 'ie. Ik zeg: "Komen Sie heerein."
"Ich heisse übrigens Günther."
"Ieg heisse Bob," zei ik.
"Bitte warten Sie hier, Bob," zegt 'ie, "ich rufe Ihnen wenn ich fertig bin." Hij naar de badkamer. Ik denk: ik laat me verrassen. Ik zat te trillen op m'n stoel. Ik was helemaal de kluts kwijt. Ik hoor een hoop gerommel in die badkamer, maar ik dacht: ik wacht hier op de dingen die gaan komen.
Na tien minuten, klinkt er vanuit de badkamer: "Bob, ich bin fertig. Kommen Sie?" Hij was klaar en of ik maar wilde komen.
Nou en of dacht ik, je moest eens weten. Afijn, ik naar de badkamer. En wat zie ik? Je gelooft het niet, maar Günther zat spiernaakt in het bad. Aan de ene kant schrok ik me kapot, terwijl ik aan de andere kant zoiets had van: wauw!
"Kommen Sie Bob," zei die. "Legen Sie sich ins Bad."
Dat liet ik me natuurlijk geen twee keer zeggen. Ik doe m'n ochtendjas uit en net op het moment dat ik in bad wil stappen, gaat de deur open en komt Erik binnen. Hij had genoeg van het wandelen, de druiloor. Nou, toen was de boot aan natuurlijk.
"Wat doet die gozer in bad?" vraagt hij, terwijl hij vol ongeloof naar het tafereel staat te loeren.
"Ja," zeg ik, "wat doet een mens doorgaans in bad? Ik neem aan dat je dit zelf ook een stomme vraag vindt."
Nee, dat vond hij niet en op hetzelfde moment grijpt hij Günther bij z'n lurven, sleurt hem uit het bad, zet hem op de gang en draait de deur op slot.
"Hij is spiernaakt, Erik," zei ik, terwijl Günther als een bezetene op de deur stond te timmeren.
"Dat is zijn probleem," was het antwoord.
"Ga zitten," zei Erik, "wij moeten eens even praten."
"Dat komt me even heel erg ongelegen," zei ik, "ik wilde eigenlijk net in bad."
"Daar wacht je dan maar mee. Ga zitten."
"Nou, zeg, mag het misschien een tikkeltje vriendelijker," vroeg ik.
Ik ging zitten en ik dacht: kom maar op. Het is niet mijn schuld dat die gozer spiernaakt in dat bad zat. Opeens gaat de deur open en komt die kenau binnen. Dat mens had een loper en kon zo ongevraagd bij iedereen naar binnen stappen. Ze blijft in het midden van de kamer staan en zegt: "Innerhalb eine halbe Stunde haben Sie dieses Hotel verlassen." Daarop draait ze zich om en verdwijnt weer.
"Wat zei ze nou precies?" vroeg ik.
"Dat we binnen een half uur het hotel moeten verlaten. Koffers pakken en wegwezen dus. Je wordt bedankt."
Drie kwartier later zaten we in de auto en was de huwelijksreis achter de rug. Volgend jaar gaan we een paar dagen naar de Rijn.'
© Carl Slotboom / augustus 2021