DE KNUFFELBOOM


DE KNUFFELBOOM

 

Hij was een echt moederskind, Dolf Jan van Deutelingen. Graatmager, lang en slungelig stond hij met zo'n slordige maat zevenenveertig op moeder aarde. Zijn armen zwaaiden voortdurend alle kanten op en zijn bovenlichaam dreigde bij elke beweging die hij maakte als een knipmes voorover te klappen.

Moeder van Deutelingen was eveneens zo dun als een plank en had een stem die deed denken aan een spijker die over een schoolbord werd getrokken. Daar kwam bij dat ze wat betreft haar karakter nou niet bepaald het zonnetje in huis was. Haar voortdurende gefit, gemekker en geklaag had zo langzamerhand iedereen de stuipen op het lijf gejaagd, zodat moeder en zoon over het algemeen verstoken bleven van sociale contacten. Nagenoeg niemand waagde zich nog in het hol van de leeuw, uit angst een sneer van moeder van Deutelingen naar het hoofd geslingerd te krijgen. Moeder en zoon leefden hun eigen leven, teruggetrokken en ietwat wereldvreemd tussen hun vier wanden, waar de vrolijkheid niet vanaf spatte.

Overdag zat Dolf Jan in een stoffig kantoor achter stoffige boeken en goochelde met cijfers. 's Avonds zat hij bij moeder op de bank en keken ze samen naar de televisie. Na het journaal viel moeder steevast in slaap en zo gauw zoonlief opstond en richting koelkast liep was ze opeens klaarwakker. De kruidenbitter werd voor de dag gehaald en Dolf Jan schonk elke avond, precies om negen uur, een klein glaasje voor moeder en zichzelf in. Het was dan ook nagenoeg de enige weelde die ze zich veroorloofden.

Hoewel Dolf Jan van Deutelingen zeker de boeken niet in zou gaan als een vrouwenheld, daarvoor was hij niet in de wieg gelegd, past op elk potje wel een deksel, zo ook op hem. Het was weleens voorgekomen dat hij kennis had gekregen aan het andere geslacht, meestal exemplaren waar weinig of geen mannenvlees aanzat. Dames die dreigden over te blijven en gedoemd waren in stilte en eenzaamheid in een herbarium voor vergeten vrouwen te verdorren. In hemelsnaam Dolf Jan dan maar, moeten ze hebben gedacht, niet wetende dat moeder van Deutelingen, bij elk vrouwspersoon dat zoonlief aan de haak had geslagen en mee naar huis nam, als een furie op de barricaden klom. Wat nu als haar zoon het in zijn hoofd zou halen een vrouw te trouwen, met haar verder door het leven zou willen gaan en moeder alleen achter zou laten? Dit moest met alle middelen worden voorkomen. Moeder van Deutelingen gooide dan ook onmiddellijk de sluisdeuren wagenwijd open en zette dan ook werkelijk al het geschut in dat ze in huis had. Het begon al bij binnenkomst van de door Dolf Jan uitverkorene. Er bleef vanaf het eerste moment geen spaan van het arme wicht heel. Ze werd door moeder, wiens invoelend vermogen ver beneden het vriespunt verkeerde, onmiddellijk de grond ingeboord, zonder scrupules en meedogenloos. Meestal bloedde de verkering na één bezoek aan huize van Deutelingen onmiddellijk dood en werd van de door Dolf Jan aanbedene nooit meer iets vernomen. Nee, elke verandering betekende alleen maar verslechtering en dat wilde moeder in geen geval. Het was goed zoals het was.

Moeder had nooit en te nimmer een man in haar nabijheid geduld. Nou ja, die ene keer dan. In een stikdonkere nacht had moeder, die toen nog geen moeder was maar het zeer spoedig zou zijn, zonder dat ze dat overigens op dat moment besefte, zich laten verleiden door een boerenkinkel uit een naburig dorp om hem te volgen naar de hooischuur, die ergens achter een verlaten boerderij stond en door iedereen die belust was op een avontuurtje druk werd bezocht.

Allegonda van Deutelingen had zich door haar vriendinnen met grote tegenzin over laten halen zich in het carnavalsgedruis te storten. Ze was niet zo'n feestbeest, eerder het bedaarde, wat uitgebluste type. Maar goed, niets is zo veranderlijk als de mens en zo zwichtte Allegonda voor de argumenten van haar vriendinnen. Ze had zelfs twee glaasjes bier gedronken. Het smaakte weliswaar afschuwelijk, maar het zorgde er wel voor dat Allegonda het met de moraal en zedelijkheid niet meer zo nauw nam. Toen een boerenpummel met waterige ogen en een kegel van enkele meters tegen haar aan begon te rijden, probeerde ze hem in eerste instantie van zich af te duwen, maar staakte haar pogingen toen bleek dat het onbegonnen werk was omdat de pummel bleef volharden in zijn pogingen Allegonda het hof te maken.

'Aj met mien meegaot he'k een mooie verrassing veur oe.'

'Een verrassing, voor mij?' vroeg Allegonda, die de wereld om haar heen niet al te duidelijk meer waarnam.

'Ja,' zei de pummel, terwijl hij nog dichterbij kwam en Allegonda in een wolk van dranklucht en sigarettenrook hulde.

'En wat is dat dan voor verrassing?' wilde Allegonda weten.

'Ja, ak oe da vertel dan is 't geen verrassing meer. Dus, neet lul'n, maor meekomm'n.'

Allegonda die nog nooit een man van dichtbij had gezien en zich in haar naïviteit niet bewust was wat de consequenties zouden kunnen zijn, volgde de boerenkinkel naar de schuur. Hier werd zij vliegensvlug door hem in de houdgreep genomen en belandden zij samen in het zachte hooi. Allegonda die geen flauwe notie had van hetgeen de kinkel met haar van plan was, lag, enigszins beneveld van het bier, giechelend op haar rug en staarde naar het plafond. Het ging allemaal zo snel dat ze zich naderhand nauwelijks kon herinneren wat er nu eigenlijk precies gebeurd was. Het enige dát ze zich kon herinneren was dat de man bovenop haar lag, luidkeels 'alaaf' had geroepen en zich vervolgens als een speer uit de voeten had gemaakt. Het duurde slechts een paar weken voordat ze besefte wat er in die hooischuur was gebeurd. De boerenkinkel was verdwenen en onvindbaar, maar Allegonda had ook niet de minste behoefte de man in haar leven toe te laten.

Hoewel Dolf Jan dus een echt carnavalskind was, had hij de vrolijkheid die zo bij dit eeuwenoud gebruik de boventoon voert, niet met de paplepel ingegoten gekregen. Nee, Dolf Jan, die inmiddels de vijftig naderde, was gespeend van elk gevoel voor humor en joligheid. Hij was ernstig en nadenkend en alles moest een paar keer uitgebreid worden gewikt en gewogen voordat er tot handelen kon worden overgegaan. Elk woord dat hij zei werd zorgvuldig uitgesproken en vooral heel goed gearticuleerd.

'Moeder,' zei hij op een blote woensdagmiddag, 'ik heb een verrassing voor je.'

Moeder, met een vage herinnering aan de hooischuur, was niet zo gebrand op verrassingen en hield vooralsnog een slag om de magere arm.

'Een verrassing?' vroeg ze argwanend. 'Wat is dat voor verrassing dan?'

'Je bent binnenkort jarig, moeder en daarom trakteer ik ons beiden op een bed and breakfast in de Achterhoek.'

'Waar is dat goed voor?' vroeg moeder snibbig, die elke verrassing met argusogen bekeek en bovendien weigerde ook maar één cent uit te geven aan uitspattingen van welke aard dan ook.  Daarbij trok de Achterhoek, waar ze was opgegroeid, haar niet zo aan wanneer het verrassingen betrof.

'Dat zeg ik, moeder,' antwoordde Dolf Jan, 'voor je verjaardag.'

'Wat een onzin,' zei moeder in haar niet aflatende enthousiasme.

'Nee, moeder, niet tegenstribbelen,' zei Dolf Jan, resoluter dan hij van zichzelf gewend was, 'ik heb al geboekt. Vrijdag vertrekken we.'

'En wat moet ik daar dan doen?' vroeg moeder.

'Heerlijk uitrusten bijvoorbeeld of wandelen.'

'Ik zou niet weten waarvan ik moet uitrusten en wandelen kan ik hier ook,' snibde moeder die een paar zinloze dagen boven haar hoofd zag hangen, waarvoor bovendien nog diep in de buidel getast diende te worden.

'Laat het nou maar op je afkomen, moeder. Deze bed and breakfast krijgt goede recensies op internet en is daarbij heel erg prijsgunstig.'

Dit laatste deed moeder besluiten zich van verder commentaar te onthouden en zo reden ze die vrijdag gepakt en gezakt naar de Achterhoek, terwijl moeder voortdurend mekkerde en klaagde over de drukte en de files onderweg.

Het moet worden gezegd: het was een uitstekend bed and breakfast. Om kosten te besparen had Dolf Jan een tweepersoonskamer geboekt. Thuis sliep hij ook bij moeder op de kamer, aangezien deze bang was in het donker, dat waarschijnlijk een overblijfsel was van die ene avond in de hooischuur. Over het tweepersoonsbed deden moeder en zoon niet moeilijk. Je kon overal wel moeilijk over gaan doen en daar had Dolf Jan nu even geen zin in. Ook het ontbijt was uitstekend verzorgd, het weer werkte mee en alles zag er zonnig en veelbelovend uit. Een mooie gelegenheid een klein wandelingetje te gaan maken. Moeder wilde niet mee en zo liep Dolf Jan even later in de Dorpsstraat, die op dit uur nog verlaten was. Bij de kerk aangekomen, liet hij zich op een bankje zakken. Na enkele ogenblikken werd zijn aandacht getrokken door een gezelschap van ongeveer vijftien personen, overwegend vrouwen, dat onder aanvoering van een kenauachtig type vanachter de kerk tevoorschijn kwam en zich naar de boom begaf die midden op het kleine pleintje stond. Uit het gezelschap maakte zich een man los en kwam naast Dolf Jan op de bank zitten.

'Wat een gelul allemaal,' zei hij uit het niets.

'Pardon?' vroeg Dolf Jan.

'We zijn er een paar dagen tussenuit en nu heeft mijn vrouw, die daar in dat witte truitje, ons opgegeven voor een cursus bomen knuffelen. Ik wist niet wat ik hoorde.'

'Bomen knuffelen?' vroeg Dolf Jan.

'Juist, je hebt het goed gehoord. Maar ja, wat doe je? Je gaat maar mee, anders krijg je nog herrie ook.'

De groep stond bij de boom en luisterde belangstellend naar hetgeen de cursusleidster te vertellen had.

'Heb jij weleens een boom geknuffeld?' vroeg de man aan Dolf Jan.

'Nou,' begon deze aarzelend, 'weet u, ik woon samen met moeder en wij hebben deze dagen …'

'Een boom knuffelen,' ging de man onverstoord verder, 'dat verzin je toch niet? Afijn, ik ben maar achter de groep aangelopen, maar ik weiger om een boom te gaan staan knuffelen. Ik ben gekke Henkie niet.'

Inmiddels traden een voor een de cursisten naar voren en begonnen hartstochtelijk de boom te omhelzen.

'Kijk ze nou staan,' zei de man. 'Het ziet er toch niet uit? Ik vraag me af of zo'n boom wel staat te wachten op die flauwekul. Stel jij bent een boom. Jij staat rustig een beetje in de wind te ruisen en dan komt er opeens zo'n halve gare en die begint je te knuffelen. Daar ben jij als boom toch helemaal niet van gediend?'

Het knuffelen ging onverminderd door. De een na de ander vleide zich tegen de eeuwenoude stam en knuffelde er hartstochtelijk op los, terwijl de cursusleidster aanwijzingen gaf. Het boomknuffelen moet nu eenmaal onder leiding van een deskundige gebeuren, anders wordt het een knuffelen van drie keer niks.

Plotseling maakte de leidster zich los uit de groep en kwam met ferme stappen naar het bankje gelopen.

'Ze krijgt mij hier met geen tien paarden vanaf,' zei de man vanuit z'n mondhoek. Dat was kennelijk ook niet de bedoeling, want ze richtte het woord tot Dolf Jan.

'Heeft u weleens een boom geknuffeld?'

'Eh … nou … dat is te zeggen …'

'Kom mee dan,' zei de vrouw en pakte Dolf Jan bij zijn hand en trok hem van de bank. Deze was zo onder indruk van de resoluutheid van de vrouw dat hij geen woord wist uit te brengen.

'Dit is een boom,' zei de cursusleidster geheel ten overvloede en wees naar het gevaarte dat hoog en oud stond te zijn.

'Gôh,' antwoordde Dolf Jan sullig, terwijl hij glazig omhoog keek alsof hij voor het eerst in zijn leven een boom zag.

'Deze boom heeft er behoefte aan om eens lekker geknuffeld te worden,' ging de leidster op een commandoachtige toon verder, terwijl de groep om Dolf Jan heen was gaan staan.

'O,' antwoordde Dolf Jan die niet direct begreep wat de bedoeling was. De cursusleidster hielp hem onmiddellijk uit de droom.

'U gaat deze boom knuffelen.'

Daar schrok Dolf Jan toch wel even van.

'Dat komt nu even heel erg ongelegen,' zei hij. 'Weet u, ik woon met moeder samen en wij zijn een paar dagen …'

'Dat is nu even niet belangrijk,' onderbrak de vrouw hem, die kennelijk geen zin had aan kletspraat.

'Nou,' zei Dolf Jan, 'dan kent u moeder nog niet.'

'Luister naar de boom,' zei de vrouw. 'U hoort toch zeker ook wel dat hij verlangt naar een knuffel van u.'

Dolf Jan hield zijn hoofd een beetje schuin en deed heel erg zijn best om te horen wat de boom te vertellen had.

'Hoort u het?' wilde de cursusleidster weten.

'Ja …' aarzelde Dolf Jan, 'wel iets …'

'Nou, wat houdt u dan nog tegen?'

'Zoals ik al zei woon ik samen met moeder en wij zijn …'

'Ja, dat had u al gezegd, maar aan kletsmeiers heeft die boom geen boodschap, hij wil maar één ding.'

'O ja,' vroeg Dolf Jan, 'wat dan?'

'Dat zeg ik nou al de hele tijd,' zei de vrouw ongeduldig, 'hij wil geknuffeld worden.'

Daarop gaf ze Dolf Jan een zet tussen zijn schouderbladen, zodat deze met een hink-stap-sprong met zijn voorhoofd tegen de boom knalde. Hij zag sterretjes en alle kleuren van de regenboog.

'U moet de boom knuffelen,' beet de vrouw hem toe, 'niet molesteren!'

'Ja ja …' antwoordde Dolf Jan, die stond de suizebollen en over de pijnlijke plek wreef.

'Omarm de boom,' zei de vrouw, 'omarm de boom en geef hem alle liefde die u in u heeft.'

Dolf Jan spreidde aarzelend zijn armen en hield de boom vast.

'Kijk maar uit dat 'ie niet omvalt,' klonk het vanaf de bank.

'Voelt u het?' vroeg de vrouw. 'Voelt u wat er gebeurt?'

'Nou …' zei Dolf Jan, die voorlopig alleen de plek op zijn voorhoofd voelde.

'Heel goed,' zei de cursusleidster, 'héél goed. Wat een bijzondere ervaring, hè?'

'Ja … dat eh … ja.'

'Dan gaan we nu onze boom bedanken dat we hem mochten knuffelen en doen dat door een rondedans voor hem te maken. Pak elkaar bij de hand en vorm een kring om de boom.'

'Dansen is niet mijn ding,' klonk het wederom vanaf de bank, 'dus ik sla even een rondje over.'

'Hè, Willem,' zei de vrouw in het witte truitje, 'hou effe op met je vervelende commentaar.'

'Ik zeg al niks meer,' zei Willem.

Iedereen, inclusief Dolf Jan, deed wat er gezegd was. In een kring stond het gezelschap om de boom en begon met huppelpasje rondjes te draaien, terwijl de cursusleidster in haar handen klapte om het tempo aan te geven. Het had iets weg van zakdoekje leggen, niemand zeggen. Dolf Jan, wakker geschud uit zijn dorre, saaie bestaan, vond het wel leuk en deed na een aarzelend begin steeds enthousiaster mee. Hij lachte, draaide, huppelde en was bijna in een lied uitgebarsten, toen plotseling de vlijmscherpe stem van moeder van Deutelingen over het kleine pleintje schalde.

'Dolf Jan van Deutelingen, wat doen wij daar?'

'Ik dans, moeder,' zei Dolf Jan, die net aan haar voorbij kwam zweven. Aan zijn linkerkant hield hij een klein rond vrouwtje vast, terwijl aan zijn rechterzijde een man met een ongelofelijke bierbuik pogingen deed in de maat te blijven.

'Noem je dat dansen,' antwoordde moeder, maar dat werd door Dolf Jan niet gehoord, aangezien hij net weer achter de boom verdween.

'Zou u ook eens moeten doen, moeder,' riep Dolf Jan, toen hij weer achter de boom vandaan was gekomen en aan moeder voorbij huppelde.

'Hou onmiddellijk op met dit onzedelijke gehos!'

Ook deze tekst werd niet gehoord, want weer verdween Dolf Jan achter de stam.

'Wij gaan naar huis!' roeptoeterde moeder over het pleintje.

Opeens kwam de kring tot stilstand.

'Hè wat jammer nou toch,' zei het kleine ronde vrouwtje dat Dolf Jan nog altijd bij de hand hield. 'Ik had zo graag nog eens met u willen dansen,' zei ze, terwijl ze hoog tegen haar danspartner opkeek.

'Maar zeer gaarne,' sprak Dolf Jan plechtig.

'Daar komt niets van in,' kraste moeder over het plein. 'Kom mee, Dolf Jan, koffers pakken, wij gaan naar huis!'

'Nee, moeder, dat doen wij niet. Ik dans nog een rondje met eh …'

'Elzelinde,' antwoordde het vrouwtje.

'Ik dans nog een rondje met Elzelinde en dan nodig ik haar uit voor een kopje koffie.'

'Elzelinde lachte verlegen in de palm van haar hand, terwijl haar andere hand nog altijd in de hand van Dolf Jan lag.

Daarop trok Dolf Jan zijn Elzelinde mee naar de boom en danste met haar dat de stukken er vanaf vlogen, onder luid applaus van de overige cursisten. Maar toen was moeder van Deutelingen alweer op weg naar de kamer.

 

© Carl Slotboom / september 2021

www.carlslotboom.nl