EEN STILLE GETUIGE
EEN STILLE GETUIGE
In een voorzichtig voorjaarszonnetje zat ik op een bankje op het perron te wachten op de trein die, zo stond op de borden, tien minuten vertraging zou hebben.
Naast mij zat een oudere man, een breekbare gestalte, die de zeventig al gepasseerd moest zijn. In zijn hand, die op zijn schoot rustte, hield hij een roos. Ongetwijfeld wachtte hij op iemand.
'Mooi,' zei ik, terwijl ik op de roos wees.
'Ze is gek op rozen,' antwoordde hij.
'Voor uw geliefde?' vroeg ik.
De man knikte. 'Mijn vrouw. We zijn dit jaar vijftig jaar getrouwd.'
'Mooi wanneer mensen dat mogen beleven,' zei ik.
'Ze was nog een meisje toen ik haar leerde kennen. In haar bruidsboeket wilde ze rode rozen. Daar hield ze zo van, zei ze.'
Intussen reden treinen af en aan, ontelbare reizigers stapten in, stapten uit. Allemaal komende van en op weg naar. Dag in, dag uit.
'Elk jaar op onze trouwdag kocht ik rozen, het werden er elk jaar meer. Het heeft me intussen al een vermogen gekost, maar dat heb ik er graag voor over.'
'En nu wacht u op uw vrouw,' zei ik.
Hij staarde voor zich uit en slaakte een diepe zucht. 'Ja en nee,' antwoordde hij.
Hij keek mij aan en zag mijn niet begrijpende blik.
'Ik kan mij voorstellen dat mijn antwoord niet echt duidelijk is,' zei hij. 'Het is vandaag haar sterfdag.'
'O, wat verdrietig voor u,' zei ik.
'Tja,' zei hij met een zucht. 'C'est la vie.'
'Maar mag ik vragen waarom u hier zit met een roos in uw hand?'
'Het is nu vier jaar geleden. Ze was op visite geweest bij een vriendin. Ze belde en vroeg of ik haar van het station wilde halen. Hier, op dit perron, op deze bank, op dit tijdstip. Ook toen had de trein vertraging. Er kwamen twee mannen naar mij toe. Of ze mij even konden spreken en of ik even mee wilde lopen. Ik wacht op mijn vrouw, zei ik. Toen gingen de heren naast mij zitten, ieder aan een kant. "Uw vrouw," zei een van hen, "komt helaas niet meer." Ik begreep het niet zo snel. "Ze heeft in de trein een hartinfarct gekregen," zei de andere man. "Kort voordat ze stierf heeft ze gezegd dat u op haar zou wachten. Ze heeft u beschreven, zodoende hebben we u snel kunnen vinden."'
Er zijn momenten in een mensenleven dat woorden niet uit kunnen drukken wat er door je heen gaat. Ik deed er het zwijgen toe.
'Elk jaar op haar sterfdag,' vervolgde hij, 'zit ik hier een ogenblik op deze bank. Als de trein er is en de reizigers uitstappen, hoop ik dat ik haar zie. Ik weet dat dit onmogelijk is, maar toch …'
Daarna stond hij op en legde de roos behoedzaam op de bank. 'Voor het geval ze toch nog komt,' zei hij. Langzaam, een beetje voorover gebogen, verliet hij het perron, de roos achterlatend als een stille getuige van zijn innige liefde..
© Carl Slotboom / februari 2021
www.tekstbureau-carlslotboom.nl